Poetry International Poetry International
Artikel
Silvia Marijnissen: “Waarom zou je denken aan verliezen en winnen?”

Zonder vertalers geen festival #5

17 april 2014
Zonder vertalers geen Poetry International Festival. Zij zijn het die poëzie uit alle windrichtingen met vertalingen in het Nederlands én Engels wereldwijd toegankelijk maken. Om het belang van een goede vertaling te onderstrepen en tegelijk te laten zien hoe moeilijk vertalen eigenlijk is, daagt Poetry International ieder jaar liefhebbers uit zelf poëzie van festivaldichters te vertalen, in het kader van het vertaalproject Met andere woorden. Maar nu eerst het woord aan de professionele poëzievertaler. De Chinese dichter Hu Xudong is een van de optredende gasten op het Poetry International Festival 2014. Dat is opvallend, want “in Nederland is er nauwelijks aandacht voor Chinese poëzie”, zegt zijn vertaler Silvia Marijnissen (1970). Ze vertaalde voor Poetry International eerder al gedichten van onder anderen Chen Li, Yang Lian en Qin Xiaoyu.
Door Ruben Hofma

“Het meest karakteristieke voor de Chinese taal is natuurlijk het visuele aspect, het feit dat het schrift geen alfabet maar karaktertekens kent. Voor veel westerlingen spreekt het Chinees daardoor erg tot de verbeelding”, concludeert Marijnissen. “Aan de oorsprong van het Chinese schrift, in de Zevenentwintigste Eeuw voor Christus, ligt inderdaad een beeldende weergave van dingen en begrippen. Maar op het totale aantal bekende karakters in het Chinees – ruim 50.000, wie er zo’n drie- à vierduizend kent kan de krant lezen, een belezen Chinees kent er zo’n zevenduizend – is het percentage pictogrammen en ideogrammen erg klein.”

“Pictogrammen zijn gestileerde afbeeldingen van een voorwerp of handeling en ideogrammen symbolische weergaven van een abstract begrip. De meeste Chinezen zijn zich nauwelijks nog bewust van de beeldende kant van hun schrift en zien het, net als wij ons alfabet, als een middel om betekenis over te brengen. Elk karakter heeft een betekenis, soms vormen twee of drie karakters een woordcombinatie. Het woord voor ‘trein’, bijvoorbeeld, bestaat uit de twee karakters voor ‘vuur’ en ‘wagen’.”

“Heb je al gegeten?”, ofwel: “Hallo!”
Marijnissen beschouwt de Chinese karakters niet als een probleem voor de vertaling in het Nederlands; vooral het cultuurverschil maakt het vertaalwerk uitdagend. “Waar het om gaat, is dat een andere filosofie aan de taal ten grondslag ligt, wat tot uiting komt in andere grammatica, ander woordgebruik – zoals Eskimo’s vele woorden voor sneeuw hebben – of andere uitdrukkingsmanieren. De vraag ‘heb je al gegeten?’ bij een ontmoeting betekent bijvoorbeeld eerder een uitgebreid ‘hallo’ dan dat de steller van de vraag het antwoord wil weten.”

“Veel hangt af van de context”, verklaart Marijnissen. Een technische impressie: “Het Chinees kent eigenlijk geen meervoudsvormen van wat wij naamwoorden zouden noemen; lidwoorden om de bepaaldheid of onbepaaldheid van die naamwoorden aan te duiden, zijn er niet. Ook werkwoordsvervoegingen kent het Chinees niet, noch om het onderwerp aan te duiden, noch om de tijd aan te duiden. Als het meervoud er werkelijk toe doet, maakt een Chinees dat op een andere manier duidelijk, bijvoorbeeld door ‘een paar’ of ‘veel’ of iets dergelijks eraan toe te voegen. Tijdsindicaties zijn er in de vorm van een paar grammaticale partikels, maar soms kan alleen de toevoeging van een tijdsbepaling uitsluitsel geven over de tijd in een zin.”

Verzonnen karakters
“Een nadrukkelijk visuele benadering van de taal in de kunsten, zoals voor de hand lijkt te liggen, komt weinig voor. Qin Xiaoyu te gast op het Poetry International Festival 2013, speelt soms met de verschillende betekeniselementen van een karakter dat in zijn gedicht voorkwam. Het enige wat je dan kunt doen in de vertaling, is een taalspelletje verzinnen voor het Nederlands. Ook Chen Li heeft wat gedichten gemaakt waarin het visuele van de karakters centraal staat. Sommige gedichten van hem zijn daarom onvertaalbaar.” ‘Oorlogssymfonie’ noemt ze een goed voorbeeld. “Ik heb dat gelaten zoals het was en een noot toegevoegd om de karakters uit te leggen – vier in totaal!”

“De Taiwanese Hsia Yu hanteert ook ergens verzonnen karakters. Daar kun je als vertaler weinig mee. Een heel ander interessant experiment van haar is haar tweetalige bundel Pink Noise, dat bestaat uit gedichten waarvoor ze de meeste zinsneden van het internet kopieerde en door een vertaalmachine haalde. Na enige manipulatie heeft ze beide versies steeds op achtereenvolgende plastic pagina’s laten drukken. ‘Origineel’ en ‘vertaling’ schijnen zo steeds naar elkaar door. De vraag is hoe je te werk kan gaan bij een Nederlandse ‘vertaling’… Van Hsia Yu vertaal ik graag meer recent werk. Ik vind haar een van de meest intrigerende, hedendaagse Chineestalige dichters.”

“Geen aandacht in Nederland voor Chinese poëzie”
De moderne Chinese poëzie bestaat veelal uit vrij verzen met metaforen, enjambement, soms alliteraties. Gerijmd wordt er nauwelijks, merkt Marijnissen. “Als het gebeurt, dan gebeurt het vaak in een losse vorm, zoals in een paar gedichten van Yang Lian die ik vorig jaar vertaalde. In de vertaling daarvan heb ik vooral klankherhaling gebruikt. Rijmen is in het Chinees veel makkelijker dan in het Nederlands en ik zou de betekenis teveel geweld aangedaan hebben als ik rijm had gehanteerd.”

“In Nederland is nauwelijks aandacht voor Chinese poëzie”, vertelt ze teleurgesteld. Voor Chinees proza volgens haar ook maar weinig. Ze vertaalt voor zichzelf en de weinige geïnteresseerde mensen. Ze vindt het niet erg om voor een klein publiek te vertalen. “In Nederland zijn er geen uitgevers te vinden voor Chinese poëzie, dus richt ik me op prozavertalingen. Misschien komt er in Nederland meer aandacht voor Chinese literatuur en poëzie nu er steeds meer Chinees onderwijs wordt gegeven.” Het zoemt wel eens rond dat Chinees onderwijs verplicht moet worden. Dat vindt de vertaler een onlogische gedachte. “Dat doe  je ook niet met andere talen. Bovendien is het Chinees niet gemakkelijk te leren; iemand die er niet echt zin in heeft, zal niet ver komen. Net zo goed als ik nooit erg ver ben gekomen met natuurkunde. Maar dat het als examenvak wordt aangeboden lijkt me een goed idee, omdat het leren van zo’n andere taal heel verrijkend werkt.”

Met auteurs neemt Marijnissen vrijwel altijd contact op, met name om meer uitleg te krijgen over puur talige kwesties, niet om interpretatie. “Soms is de structuur van een zin niet helemaal duidelijk, of ik weet niet zeker of er een nieuw woord is gemaakt, wat het in de zin betekent, hoe ‘normaal’ een bepaalde formulering is, enzovoort. Afhankelijk van het contact krijg je dan de ‘ontstaansinformatie’ over een gedicht, die je als vertaler al dan niet naast je neer kunt leggen, want niet alles wat de dichter er nog eens bij vertelt past in míjn begrip van de tekst. Omdat mijn vragen meestal op de taal zelf gericht zijn, krijg ik vaak ook een puur talige uitleg. De vertaling is vervolgens volledig mijn persoonlijke begrip van de tekst, al streef ik ernaar zoveel mogelijk in het gedicht te kruipen.”

Het contact met de dichters levert mooie momenten op. Ze koestert de herinneringen aan Shang Ch’in, die in 2010 is overleden, omdat “hij zo ontzettend menselijk was en een subtiel gevoel voor humor had. Met Hsia Yu heb ik heel wat afgelachen in een café in Taipei, soms deden we uren over een gedicht, en de dag erna begonnen we er weer opnieuw mee! Wat niet zelden voor ons allebei nieuwe inzichten opleverde. Ook met Chen Li was het heel leuk, omdat hij ook vaak en veel vertelde over het werk van andere dichters.”

“Een roman biedt meer houvast”
Van jongs af aan las Marijnissen veel, wat haar interesse in Chinese literatuur tijdens haar studie Chinees verklaart. Een van haar docenten was de dichter Lloyd Haft, die regelmatig stilstond bij vertaalkwesties: “‘Hoe kunnen we dit zinnetje, dat woord, die uitdrukking nou in het Nederlands nog eens anders of beter zeggen?’ Die overzetting van de andere, Chinese manier van denken naar het Nederlands boeide me, dus begon ik in 1994 voorzichtig zelf te vertalen. Dat waren gedichten die ik voor scripties gebruikte.” Daarna vertaalde ze steeds meer poëzie – ook voor haar proefschrift over moderne Taiwanese poëzie.

In het begin van haar carrière vertaalde Marijnissen veel moderne poëzie van onder anderen Shang Ch’in, Hsia Yu, Chen Li, Luo Qing en Duoduo. In 2012 verscheen een bundel vertalingen (Berg en water) van klassieke Chinese landschapsgedichten. Voor Poetry International ging ze aan de slag met werk van, naast eerdergenoemden, onder anderen Zhang Zao, Ling Yu, Ye Mimi en Yi Sha. Voor het Poetry International Festival 2014 vertaalt ze poëzie van Hu Xudong. Sinds een jaar of zes vertaalt ze daarnaast romans, waaronder van Nobelprijswinnaar Mo Yan.

Het verschil tussen het vertalen van een roman en een gedichtenbundel is in wezen niet zo groot, volgens Marijnissen. “Je probeert in beide gevallen alle karakteristieken van de tekst om te zetten in de andere taal en je zoekt naar een houvast voor je interpretatie van de tekst. Misschien biedt een roman meer houvast, maar ik houd van de beknoptheid van poëzie, en ik heb de indruk dat ik juist meer grip op een gedicht kan hebben dan op een hele roman, omdat het gedicht korter is. Het is spannend om te proberen op één pagina dezelfde effecten te creëren als op de pagina in het Chinees.” Ze denkt bij het vertalen niet in termen van winst of verlies. “Vertalen is per definitie transformeren, dus waarom zou je denken aan die negatieve termen denken?”
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère