Ramsey Nasr

Ramsey Nasr
Als er iets waar is in het cliché dat Nederlandse auteurs zich kenmerken door bescheidenheid en beheersing, dan is Ramsey Nasr een atypische Nederlandse dichter. Hij houdt ervan om lange, zich ontvouwende verzen te schrijven waarin verschillende stemmen doorklinken, waarin humor en tragiek naast elkaar bestaan en waarin moralisme niet wordt geschuwd. Het is verleidelijk om deze voorkeuren te verklaren door te verwijzen naar zijn achtergrond (hij heeft een Nederlandse moeder, een Palestijnse vader) of naar de stad waar hij van begin jaren negentig tot begin 2010 woonde (het Belgische Antwerpen). Maar wie dat doet, maakt zich schuldig aan een praktijk die Nasr in zijn werk steeds heftiger bekritiseert: de gewoonte om de menselijke identiteit als onveranderlijk voor te stellen. Nasrs recente gedichten, essays en columns pleiten hartstochtelijk voor een kosmopolitische, open-minded visie op de mens en la condition humaine.
Nasr was van 2009 tot en met 2013 Dichter des Vaderlands van Nederland. Tot zijn recentere publicaties behoren De fundamente (2021), een bundel essays waarin hij de balans opmaakt van een land ten tijde van Covid-19, en hierbij stuur ik u bloeiende boomen (2023), waarin Nasr zichzelf en onze wereld vandaag de dag onderzoekt aan de hand van de woorden van Van Gogh, zoals die te vinden zijn in zijn literaire brieven.
Nasr begon zijn carrière als acteur. Hij studeerde aan Studio Herman Teirlinck, een theaterschool in Antwerpen, die hij in 1995 afrondde, en werkte vervolgens als acteur bij theatergezelschap Het Zuidelijk Toneel. Hij debuteerde in 2000 als dichter met 27 gedichten & Geen lied, waarin zijn theaterachtergrond nog steeds duidelijk te horen is. Zijn lange epische gedicht getiteld Geen lied werd als dramatische monoloog opgevoerd door Het Zuidelijk Toneel. Deze tekst is een rijmloze herbewerking van motieven uit de mythe van Orpheus, waarin Orpheus afdaalt naar de onderwereld om zijn geliefde Eurydice te zoeken. In zijn tekst breidt Nasr het hoofdpersonage uit tot kosmische proporties om de kolossale inspanning van het hoofdpersonage en zijn volslagen mislukking uit te drukken: “Nothing among us other than ourselves, nothing between us/ for we are standing on light roads, to the degree than it burns/ inside that I yell thanks to your mouth”. De andere gedichten in de bundel zijn aanzienlijk korter, maar ze vertonen hetzelfde gevoel voor romantische ironie. De dichter stelt keer op keer vast dat de wereld niet zo magisch is als hij ooit graag dacht: “Again no miracle this morning.”
In de tweede bundel, onhandig bloesemend (2004), maakt Nasr deels gebruik van dezelfde motieven en stijlen. Tegelijkertijd introduceert hij echter een nieuwe schrijfstijl: die van de licht absurdistische ironie. Dit is vooral duidelijk in wintersonate (zonder piano en altviool), een lang gedicht in drie delen over Dmitri Sjostakovitsj. Sjostakovitsj is de favoriete componist van muziekliefhebber Nasr, zoals hij zelf stelt in een essay in zijn bundel Van de vijand en de muzikant (2006). In een stapeling van metaforen probeert het gedicht wintersonate de emotionele uitwerking van de composities te schetsen: “hold me tight/ my honey tree/ my shield fern/ my bleeding heart”. Tegelijkertijd presenteert de dichter de absurditeit en tragiek van Sjostakovitsj’ leven, geteisterd door de censuur van de Sovjetautoriteiten.
Na zijn tweede bundel koos Nasr er steeds nadrukkelijker voor om zijn werken een politieke en maatschappelijke betekenis te geven, wellicht in navolging van zijn Russische idool. In 2005 werd hij verkozen tot Stadsdichter van zijn woonplaats Antwerpen. Nog voordat hij officieel was begonnen, werd hij door een artikel in NRC Handelsblad, waarin hij pleitte voor een Israëlische terugtrekking uit de Palestijnse gebieden, onderwerp van heftige discussie. De Joodse gemeenschap in Antwerpen sprak van ‘moddergooien’ en er ontstond een politieke rel. Na zijn verkiezing wist Nasr echter al snel het vertrouwen van zijn lezers te h
erwinnen met een (opnieuw) serie (lange) gedichten. Steeds weer snijdt hij het thema identiteit aan, waarbij hij de controverse niet schuwt. Toch werden zijn gedichten in Antwerpen goed ontvangen, mede omdat hij probeerde een dialoog te bevorderen tussen het autochtone deel van de bevolking en de ‘nieuwkomers’. Daarnaast werden zijn gedichten gegoten in een toegankelijker idioom, met lange, volkse zinnen zonder leestekens, een aanpak waarmee hij een breder publiek zocht. Van dit stadsdichterschap verschenen twee boeken: de dichtbundel onze-lieve-vrouwe-zeppelin en de essaybundel Van de vijand en de muzikant, beide verschenen in 2006.
Het succes van Nasrs aanpak werd bevestigd toen hij in januari 2009 werd benoemd tot Dichter des Vaderlands. Hoewel Nasr aanvankelijk in Antwerpen bleef wonen (inmiddels woont hij in Amsterdam), stortte hij zich meteen op zijn rol als onvermoeibaar commentator van zijn ‘vaderland’. De teksten die hij in zijn nieuwe functie schrijft, zijn vaak lang en episch van toon. Bovendien hanteert hij regelmatig een wat moralistische toon, zoals in het sonnet getiteld Nieuwjaarsgroet. Nasr schreef het begin januari 2010 om kritiek te leveren op het optreden van de Nederlandse minister-president Jan Peter Balkenende: “De beste wensen nog van alle Irakezen / massaal vernietigd en bevrijd in 't graf.”. Tegelijkertijd relativeert hij zijn eigen moralisme door het thema (nationale) identiteit consequent te ironiseren. Het gedicht mi have een droom is daar een uitstekend voorbeeld van. Het is een zogenaamde monoloog van een Rotterdammer anno 2059. In een onnavolgbare pidgintaal van Nederlands, Engels, Marokkaans en Surinaams blikt hij terug op een periode van vijftig jaar geleden toen de wereld nog ongecompliceerd was. Hij komt zelfs tot een racistische conclusie: “mi have een droom, vol is vol, belanda boven/ sluiten di shit & alles wordt wider basis controller”. De grap is natuurlijk dat een personage dat tegenwoordig een typische ‘immigrant’ zou worden genoemd, in het gedicht een wel heel bekrompen visie op de nationale identiteit geeft.
Achteraf gezien is Kapitein Zeiksnor, het hoofdpersonage in de novelle Kapitein Zeiksnor en De Twee Culturen (2001), ook een typisch Nasr-personage. Deze anachronistische ‘kapitein’, die als missie heeft de wereld haar tekortkomingen te laten zien en die uiteindelijk bezwijkt onder de druk, verheldert op bewonderenswaardige wijze de toewijding in Nasrs werk, zeker het werk dat hij in opdracht schrijft. Dat Nasr zijn eigen moralisme consequent belachelijk maakt, betekent niet dat hij het meteen opgeeft. Misschien voelt Nasr wel enige sympathie voor de kapitein, ook al staat zijn perspectief een al te naïef realisme in de weg.
Bibliography
Poëzie
hierbij stuur ik u bloeiende boomen, De Bezige Bij, Amsterdam, 2023
Nasr compacter, De Bezige Bij, Amsterdam, 2021
Mijn dood in Venetië, De Bezige Bij, Amsterdam, 2019
Mi have een droom, De Bezige Bij, Amsterdam, 2018
Mijn nieuwe vaderland, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011
tussen lelie en waterstofbom – The Early Years, De Bezige Bij, Amsterdam, 2009
Wonderbaarlijke maand (poëzie CD), De Bezige Bij, Amsterdam, 2009
Homo safaricus (dagboek), De Bezige Bij, Amsterdam, 2008
Van de vijand en de muzikant (essays), De Bezige Bij, Amsterdam, 2006
onze-lieve-vrouwe-zeppelin, De Bezige Bij, Amsterdam, 2006
onhandig bloesemend, De Bezige Bij, Amsterdam, 2004
Twee libretto's, Thomas Rap, Amsterdam, 2002
Kapitein Zeiksnor & De Twee Culturen (novelle), Thomas Rap, Amsterdam, 2001
27 gedichten & Geen lied, Thomas Rap, Amsterdam, 2000
Proza
Over waardigheid, De Bezige Bij, Amsterdam, 2023
De fundamenten, De Bezige Bij, Amsterdam, 2021
In de gouden buik van boeddha, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011
Vertalingen van Nasr's gedichten zijn verschenen in publicaties zoals:
Heavenly life, vertaald door David Colmer, Banipal Books, Londen, 2010
Banipal, ‘Writing in Dutch’, no. 35 (recensie), vertaald door David Colmer, Banipal Books, Londen, 2009
Contemporary Dutch Poets. A Poetry Review Supplement, vol. 97: 3 (bloemlezing), vertaald door David Colmer, Poetry Society, Londen, 2007
V nizozemsku už nechci žít (Tsjechisch; bloemlezing), vertaald door Veronika Havlíková, Olga Krijtová en Jana Pellarová, Mladá Fronta, Praag, 2007
Winter Sonata (CD), translated by David Colmer, St. Altviool, 2007.
Horison: majalah sastra, vol. 35: 4 (Indonesisch; recensie), vertaald door Agus R. Sarjono en Linde Voûte
Links
Ramsey Nasr on De Bezige Bij
Nasr over de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek (bij de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek)
Interview met Ramsey Nasr op NRC
Nasr leest het gedicht mi have een droom op YouTube
Nasr leest het gedicht Ik wou dat ik twee burgers was op YouTube
Nasr leest het gedicht Het complot op YouTube
Sponsors













