Hans Tentije
Hans Tentije
Het oeuvre van Hans Tentije behoort tot de meest indrukwekkende in de Nederlandse poëzie. De kiem voor dat bijzondere dichterschap, dat in 2017 werd bekroond met de prestigieuze Constantijn Huygens-prijs, werd ruim veertig jaar geleden gelegd met zijn debuut Alles is er (1975). Een bundel die hij zelf typeerde als ‘een soort beelden uit een leven’. Veel van wat hij in later werk verder zou exploreren is in de eerste gedichten aanwezig: de voorkeur voor historische plekken, voor de rafelranden van de samenleving, de fascinatie voor beeldende kunst, de natuur, het Noord-Hollandse landschap.
De tijd en het voorbijgaan ervan zijn in Tentijes poëzie nadrukkelijke thema’s. De dichter stelt vragen aan het geheugen. In langgerekte meanderende zinnen, waarin beeldende beschrijvingen langzaam in elkaar over lopen speurt hij naar wat bleef hangen, en hoe, naar wat maakt dat een herinnering bovenkomt en wanneer? ‘Wie zal zeggen waarvandaan en uit welk verleden / de geuren en geluiden een enkele keer / ’s nachts komen overgewaaid, alsof ze ook buiten je om / moesten worden bewaard’.
Zijn schrijven is een soort spoorzoeken. Het roept de vraag op wat herinneringen met een mens doen. Al laat het evengoed de onverschilligheid zien van de omgeving, hoe dierbaar ook de sporen die er liggen: ‘argeloze geboortegrond, waar tal van plekken/ hem schuwden, niet herkenden’.
Nogal eens dient een foto, een schilderij, een tekening als vertrekpunt voor de poëzie. In de zorgvuldige compositie, in zijn oog voor lichtval, voor schaduw, voor wat te zien is en voor wat aan het zicht onttrokken blijft, toont hij zich schatplichtig aan de beeldende kunst. ‘Een laatste bocht en in de verte de schaduwvouwen / van het duin en het verwaaiende zonlicht rondom de bakstenen kerktoren’.
Tentijes klankrijke, ritmische, aangenaam trage regels rekken een moment op, tillen het even uit de tijd. Maar taal kan de tijd misschien vertragen, stilzetten gaat niet. En zo is zijn meer recente poëzie ook een voorbereiding op het onvermijdelijke afscheid: ‘wat moeten je kamers en hun voorwerpen straks / als je ze eenmaal de rug toekeert’.
De poëzie van Tentije creëert op onnavolgbare wijze de illusie dat alles wat geweest is, nog gaande is. Dat iets van het mysterie van het bestaan in een ogenblik te zien kan zijn.
‘Een uniek poëtisch oeuvre (…) van een grote consistentie en van een constante kwaliteit.’ – Juryrapport Constantijn Huygens-prijs
Bibliografie
Alles is er, de Harmonie, Amsterdam, 1975
Wat ze zei, en andere gedichten, de Harmonie, Amsterdam, 1978, bekroond met de Van der Hoogtprijs en de Herman Gorterprijs
Nachtwit, de Harmonie, Amsterdam, 1982
Schemeringen, de Harmonie, Amsterdam, 1987
De innerlijke bioscoop, de Harmonie, Amsterdam, 1990 (kort proza)
Drenkplaatsen, de Harmonie, Amsterdam, 1994 (gedichten 1975-1987)
Van lente en sterfte, de Harmonie, Amsterdam, 1994
Wisselsporen, de Harmonie, Amsterdam, 1999
Verloren speelgoed, de Harmonie, Amsterdam, 2001
Wat het licht doet, de Harmonie, Amsterdam, 2003
Deze oogopslag, de Harmonie, Amsterdam, 2004, bekroond met de Guido Gezelleprijs van de stad Brugge
Uit zoveel duisternis, de Harmonie, Amsterdam, 2006
In de tussentijd, de Harmonie, Amsterdam, 2008 (bij foto's van Peter Bes)
Als het ware, de Harmonie, Amsterdam, 2010
In omgekeerde richting, de Harmonie, Amsterdam, 2011 (samen met Bernlef)
Gissingen, gebeurtenissen, de Harmonie, Amsterdam, 2013, bekroond met de Karel van de Woestijneprijs
Hoe het komt - gedichten 1994-2010, de Harmonie, Amsterdam, 2015
Om en nabij, de Harmonie, Amsterdam, 2016
Begane grond, de Harmonie, Amsterdam, 2018
De innerlijke bioscoop, de Harmonie, Amsterdam, 2019 (herziene editie)