Gedicht
Joke van Leeuwen
Overview
She wants to tidy up the attic in her headto get it all arranged in boxes, the first
is for the names, the ones that glitter (they
jump right in), but also all the ones she needs
to dust off first, something with an A, a T
(the man who always brought her chocolate
she never said she didn’t like
and what’s-his-name-again who wanted
to kiss her on the lips and marry her
and she, blushing of course, No).
There is a box for things she wants to pass
on, a flood (I’ve told you all about that flood
I’m sure), the people in hiding who came
to not be anywhere and all of her first times.
The midday sun in the bedroom she slept
in as a girl with the view out over empty fields.
Her travels tangled together (where was
that castle, panorama, fog, where was
that freezing apple juice and when she fell).
(Don’t close it yet.)
What stuck unnecessarily can go.
Gutting herrings, beanbags, dreadful
nagging commercials. The sign
she read as a child for a liqueur
(Stichpimpulibockforcelorum)
yellowed songs with lots of fatherland
flag-waving and all her
buckled certainties.
She holds her stiff arms up and says
Shall we go for a little walk now then?
© Translation: 2012, David Colmer
Publisher: First published on PIW, , 2012
Publisher: First published on PIW, , 2012
OVERZICHT
OVERZICHT
Ze wil de zolder in haar hoofd opruimenalles geordend en in dozen, de eerste doos
is voor de namen, de blinkende (die
springen er zo in), maar ook die onder
stof vandaan, iets met een A, een T
(de man die altijd chocola meebracht
en zij nooit zeggen dat ze die niet lustte
en die Hoewashetookalweer die haar
toen op de mond wou kussen, huwen
zelfs en zij, blozend natuurlijk: nee).
Er is een doos voor dingen die ze door
wil geven, een overstroming (heb ik toch
verteld?), de onderduikers die toen kwamen
om nergens meer te zijn, de eerste keren.
Het zonlicht ’s middags in haar meisjeskamer
uitkijkend op nog onbebouwde velden.
Haar reizen raakten in een kluwen
(waar dat kasteel, dat vergezicht, die
mist, dat koude appelsap en toen ze viel).
(Doe maar niet dicht.)
Wat nodeloos bleef hangen kan wel weg.
Het haringkaken, zitkuil, mieters
zeurende reclame. Het bordje dat ze
las als kind, van een likeur
(Stichpimpulibockforcelorum)
vergeelde liedjes met veel vaderland
en vlagvertoon en al haar
kromgetrokken stelligheden.
Ze strekt haar stramme armen uit, zegt
lopen we dan nu een eindje om?
© 2012, Joke van Leeuwen
From: Half in de zee
Publisher: Poetry International/Querido, Rotterdam/Amsterdam
From: Half in de zee
Publisher: Poetry International/Querido, Rotterdam/Amsterdam
Gedichten
Gedichten van Joke van Leeuwen
Close
OVERZICHT
Ze wil de zolder in haar hoofd opruimenalles geordend en in dozen, de eerste doos
is voor de namen, de blinkende (die
springen er zo in), maar ook die onder
stof vandaan, iets met een A, een T
(de man die altijd chocola meebracht
en zij nooit zeggen dat ze die niet lustte
en die Hoewashetookalweer die haar
toen op de mond wou kussen, huwen
zelfs en zij, blozend natuurlijk: nee).
Er is een doos voor dingen die ze door
wil geven, een overstroming (heb ik toch
verteld?), de onderduikers die toen kwamen
om nergens meer te zijn, de eerste keren.
Het zonlicht ’s middags in haar meisjeskamer
uitkijkend op nog onbebouwde velden.
Haar reizen raakten in een kluwen
(waar dat kasteel, dat vergezicht, die
mist, dat koude appelsap en toen ze viel).
(Doe maar niet dicht.)
Wat nodeloos bleef hangen kan wel weg.
Het haringkaken, zitkuil, mieters
zeurende reclame. Het bordje dat ze
las als kind, van een likeur
(Stichpimpulibockforcelorum)
vergeelde liedjes met veel vaderland
en vlagvertoon en al haar
kromgetrokken stelligheden.
Ze strekt haar stramme armen uit, zegt
lopen we dan nu een eindje om?
© 2012, Joke van Leeuwen
From: Half in de zee
Publisher: 2012, Poetry International/Querido, Rotterdam/Amsterdam
From: Half in de zee
Publisher: 2012, Poetry International/Querido, Rotterdam/Amsterdam
Overview
She wants to tidy up the attic in her headto get it all arranged in boxes, the first
is for the names, the ones that glitter (they
jump right in), but also all the ones she needs
to dust off first, something with an A, a T
(the man who always brought her chocolate
she never said she didn’t like
and what’s-his-name-again who wanted
to kiss her on the lips and marry her
and she, blushing of course, No).
There is a box for things she wants to pass
on, a flood (I’ve told you all about that flood
I’m sure), the people in hiding who came
to not be anywhere and all of her first times.
The midday sun in the bedroom she slept
in as a girl with the view out over empty fields.
Her travels tangled together (where was
that castle, panorama, fog, where was
that freezing apple juice and when she fell).
(Don’t close it yet.)
What stuck unnecessarily can go.
Gutting herrings, beanbags, dreadful
nagging commercials. The sign
she read as a child for a liqueur
(Stichpimpulibockforcelorum)
yellowed songs with lots of fatherland
flag-waving and all her
buckled certainties.
She holds her stiff arms up and says
Shall we go for a little walk now then?
© 2012, David Colmer
Publisher: 2012, First published on PIW,
Publisher: 2012, First published on PIW,
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère