Poetry International Poetry International
Gedicht

Jeroen Theunissen

Up in Space

1.

I, at thirty-one, glowing with health
and strength, with joy and with anger,
left for space, returned to space. I, man
of empty keyholes, found a destiny.

I travelled through space, became a space
tourist, I went on foot through space. I left
one fine twenty-fifth of October,
my house groaned sleepless landscape.

My eyes coursed across the earliest inhabitants,
I saw tennis courts, became an optimist,
a space tourist, on the Kortrijksesteen road
and the E 17 was the air a white aircraft line.

You moon ate the last white beetles,
your lights weren’t turned on,
you sun dusted off houses,
wisdom counted her pennies.

And I went to the pub sports friends eatery,
pilgrim me. And in my backpack I carried:
lavender, marjoram, milk, earth, a towel,
trousers, shoes, a jumper, provisions,

addresses of promise, I took with me a song
of the chiffchaff, a song of the dancing queen,
the laughter of fresh oranges and I brought a tent
and a sleeping bag, forgetting the compass.

I sent an email to newsletter dot com,
to Abdelkarim, to Jozef and Katja,
to Anne-Katrien, to Cecilia and Nadia,
to Wieme and Veerle and Ingrid and Els,

to Walter and Pieter and Piet and Nel,
to Wouter, Kees, Hans, Karim and Willem-Jan,
to aunts and uncles, to my employer and GP,
I wrote: I’m off, dear people, I’m leaving –

but you will receive my news from space, I will
write you an email for sure if I can get a connection
up there. Because I had abandoned walls, abandoned
the sea and the mountains, without homesickness,

on the expedition, I had a ticket in my pocket
for places elsewhere and I had the option to return,
the future was there, lay in my hands like a knot
in a sheet: missus I turned my back on you.

In de ruimte

In de ruimte

1.

Ik, eenendertig, blakend van kracht en gezondheid,
van vreugde en woede, trok in de ruimte,
keerde naar de ruimte terug. Ik, man van de lege
sleutelgaten, vond een bestemming.

Ik reisde in de ruimte, werd ruimtetoerist,
ik ging te voet in de ruimte. Ik vertrok
op een vijfentwintigste oktober,
mijn huis kermde slapeloos landschap.

Mijn ogen vloeiden over eerste bewoners,
ik zag tennisvelden ver, en ik werd optimist,
ik werd ruimtetoerist, op de Kortrijksesteenweg
en de E 17 was de lucht een witte vliegtuiglijn.

Jij maan at laatste witte kevers,
jullie lampen waren niet aan,
jij zon stofte woningen af
en de wijsheid telde haar geld.

En ik kwam aan café sportvrienden brasserie,
ik pelgrim. En in mijn rugzak had ik gestopt:
lavendel, marjolein, melk, grond, een handdoek,
een broek, schoenen, een trui, proviand,

adressen van mogelijkheden, ik nam een lied
van de tsjif tsjaf mee, een lied van de dancing queen,
een lach van vers sinaasappelsap, en ik nam een tent
en een slaapzak mee, ik vergat het compas.

Ik stuurde een mailtje naar newsletter punt com,
naar Abdelkarim, naar Jozef en Katja,
naar Anne-Katrien, naar Cecilia en Nadia,
naar Wieme en Veerle en Ingrid en Els,

naar Walter en Pieter en Piet en Nel,
naar Wouter, Kees, Hans, Karim en Willem-Jan,
naar tantes en nonkels, naar werkgever en arts,
ik schreef: ik vertrek, lieve mensen,

maar jullie krijgen bericht van mij uit de ruimte,
ik stuur jullie zeker een mail als daar in de ruimte
mogelijkheid toe is. Want ik had muren verlaten,
de zee verlaten en de bergen, zonder heimwee,

op expeditie, ik had een ticket op zak
voor andere oorden en ik had ook een retour,
de toekomst bestond, lag in handen als een knoop
in een laken, mevrouw ik liet u dus achter.
Jeroen Theunissen

Jeroen Theunissen

(België, 1977)

Landen

Ontdek andere dichters en gedichten uit België

Gedichten Dichters

Talen

Ontdek andere dichters en gedichten in het Nederlands

Gedichten Dichters
Close

In de ruimte

1.

Ik, eenendertig, blakend van kracht en gezondheid,
van vreugde en woede, trok in de ruimte,
keerde naar de ruimte terug. Ik, man van de lege
sleutelgaten, vond een bestemming.

Ik reisde in de ruimte, werd ruimtetoerist,
ik ging te voet in de ruimte. Ik vertrok
op een vijfentwintigste oktober,
mijn huis kermde slapeloos landschap.

Mijn ogen vloeiden over eerste bewoners,
ik zag tennisvelden ver, en ik werd optimist,
ik werd ruimtetoerist, op de Kortrijksesteenweg
en de E 17 was de lucht een witte vliegtuiglijn.

Jij maan at laatste witte kevers,
jullie lampen waren niet aan,
jij zon stofte woningen af
en de wijsheid telde haar geld.

En ik kwam aan café sportvrienden brasserie,
ik pelgrim. En in mijn rugzak had ik gestopt:
lavendel, marjolein, melk, grond, een handdoek,
een broek, schoenen, een trui, proviand,

adressen van mogelijkheden, ik nam een lied
van de tsjif tsjaf mee, een lied van de dancing queen,
een lach van vers sinaasappelsap, en ik nam een tent
en een slaapzak mee, ik vergat het compas.

Ik stuurde een mailtje naar newsletter punt com,
naar Abdelkarim, naar Jozef en Katja,
naar Anne-Katrien, naar Cecilia en Nadia,
naar Wieme en Veerle en Ingrid en Els,

naar Walter en Pieter en Piet en Nel,
naar Wouter, Kees, Hans, Karim en Willem-Jan,
naar tantes en nonkels, naar werkgever en arts,
ik schreef: ik vertrek, lieve mensen,

maar jullie krijgen bericht van mij uit de ruimte,
ik stuur jullie zeker een mail als daar in de ruimte
mogelijkheid toe is. Want ik had muren verlaten,
de zee verlaten en de bergen, zonder heimwee,

op expeditie, ik had een ticket op zak
voor andere oorden en ik had ook een retour,
de toekomst bestond, lag in handen als een knoop
in een laken, mevrouw ik liet u dus achter.

Up in Space

1.

I, at thirty-one, glowing with health
and strength, with joy and with anger,
left for space, returned to space. I, man
of empty keyholes, found a destiny.

I travelled through space, became a space
tourist, I went on foot through space. I left
one fine twenty-fifth of October,
my house groaned sleepless landscape.

My eyes coursed across the earliest inhabitants,
I saw tennis courts, became an optimist,
a space tourist, on the Kortrijksesteen road
and the E 17 was the air a white aircraft line.

You moon ate the last white beetles,
your lights weren’t turned on,
you sun dusted off houses,
wisdom counted her pennies.

And I went to the pub sports friends eatery,
pilgrim me. And in my backpack I carried:
lavender, marjoram, milk, earth, a towel,
trousers, shoes, a jumper, provisions,

addresses of promise, I took with me a song
of the chiffchaff, a song of the dancing queen,
the laughter of fresh oranges and I brought a tent
and a sleeping bag, forgetting the compass.

I sent an email to newsletter dot com,
to Abdelkarim, to Jozef and Katja,
to Anne-Katrien, to Cecilia and Nadia,
to Wieme and Veerle and Ingrid and Els,

to Walter and Pieter and Piet and Nel,
to Wouter, Kees, Hans, Karim and Willem-Jan,
to aunts and uncles, to my employer and GP,
I wrote: I’m off, dear people, I’m leaving –

but you will receive my news from space, I will
write you an email for sure if I can get a connection
up there. Because I had abandoned walls, abandoned
the sea and the mountains, without homesickness,

on the expedition, I had a ticket in my pocket
for places elsewhere and I had the option to return,
the future was there, lay in my hands like a knot
in a sheet: missus I turned my back on you.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère