Poetry International Poetry International
Artikel
Door Daan Doesborgh

Poëziepodcast - Kleine wereldreis in festivalgedichten

Hans Tak
18 juni 2018
Op een snikhete dag midden in mijn verhuizing reis ik af naar Rotterdam, waar een dag eerder het 49e Poetry International Festival is geopend. Het is weer die tijd van het jaar waarin Rotterdam wordt overspoeld door een keur aan internationaal vermaarde dichters die in allerlei vormen hun poëzie aan het Nederlandse publiek presenteren, en dit jaar is een van die vormen de huidige aflevering van de Poëziepodcast: een kleine wereldreis in gedichten. Daarom eerst een waarschuwing: deze aflevering is in het Engels. Dat wil zeggen, de gesprekken die ik voerde met vijf dichters uit de festivalprogrammering zijn in het Engels, de gedichten die ze voordragen zijn achtereenvolgens in het Duits, Spaans, Birmees, Russisch en Engels. De opzet van dit artikel is dan ook iets anders dan u gewend bent: u leest hier niet de gedichten zoals die in de aflevering worden voorgedragen, maar de Nederlandse vertalingen die Poetry International heeft laten maken. Bij elk gedicht zal ik een link plaatsen naar dat gedicht in de oorspronkelijke taal op de site van Poetry International, voor het geval u bijvoorbeeld erg goed in uw Birmees zit en graag tijdens het luisteren de originele tekst mee wil lezen. Behalve in het Engels is deze aflevering ook ruim dubbel zo lang als een reguliere aflevering, maar dat is natuurlijk niet echt iets waar ik voor hoef te waarschuwen, dat is alleen maar mooi meegenomen.
Daan Doesborgh maakt poëziepodcasts voor Vrij Nederland en SLAA. Deze en eerdere podcasts vind je hier


De eerste dichter die ik meeneem naar een bloedheet kamertje driehoog achter in de hoofdlocatie van het festival, v/h het Ro Theater, is de Duits-Zwitserse Nora Gomringer. Haar laatste bundel 'Morbus' is een trilogie rond de thema’s monsters, ziektes en modefenomenen. Uit de categorie ziektes leest ze onderstaand gedicht over Alzheimer.
 
BEN VERGETEN

Ben vergeten
Te benoemen hoe de straten
De dingen waar de kopjes
Op de plank daarachter op de oprit
Sta ik naakt
Mijn haar los draag ik jouw ring
Komt een man elke dag
Als een hoe heten die
Wil mij kindje wiegen
Streelt mijn wang denk ik
Moordenaar jij hé dief laat dat
Ga nou door voortdurend
Ruik ik naar arnica oude vrouw
Roepen ze me toe ik vraag hun
wie bedoel je dan
Sta ik naakt op de oprit
Ben vergeten

© Nora Gomringer, vertaling Elbert Besaris
 
 
Nora is via mijn uitleg enorm te spreken over de vertaling van Elbert Besaris, omdat hij blijkbaar aan een Nederlandse lezer precies heeft overgebracht wat Gomringer aan een Duitse lezer ook over heeft willen brengen, wat voor een vertaling toch het hoogst haalbare is. Met haar Engelse vertaler heeft ze nog een aardige discussie moeten voeren over dit gedicht. Hoewel Elbert Besaris mijns inziens terecht heeft aangenomen dat een Nederlands publiek wel zal weten wat Arnicazalf is, hebben Engelstalige lezers daar geen beeld bij. In het Engels ruikt de vrouw in dit gedicht dan ook naar Rose, wat voor een Duits (en Nederlands) publiek juist veel te verfijnd en elegant is voor de geur van een bejaarde vrouw in een zorginstelling.
 
De tweede dichter die ik verwelkom is de Mexicaanse, in de VS woonachtige Dolores Dorantes, over wie in de aanloop naar het festival een prachtig profiel verscheen in de Volkskrant, van de hand van Peter Swanborn. Dorantes is weggevlucht uit Mexico uit angst vermoord te worden om haar uitgesprokenheid, een angst die door ernstige bedreigingen ondersteund werd. Als geen ander verkeert ze dus in de positie om dit gedicht te kunnen hebben geschreven, over van hoeveel toeval het eigenlijk afhankelijk is dat je blijft leven.
 
Maken is breken. Massaal. Jij leeft omdat iemand voldoende licht wierp op de kant van de weg. De ontbinding van het licht. Jij leeft omdat je je hebt verwijderd van je natuur terwijl je familie, ingesloten door het vuur, zat te bidden opdat de duisternis en de substantie braken. Maken is breken. Jij leeft omdat de militairen hun mars en hun checkpoints plantten boven het nest. De militairen weefden een veilige schuilplaats met jouw bloed. Bloed verliezen. Alle bloed verliezen. Je identiteit verliezen. Jij leeft, als een dier of een kamer die van zijn plek is verdreven. Je plaats kwijtraken. Contact met de werkelijkheid verliezen. De richting kwijtraken. Want dingen als de vogels die hun nest verlaten, de vijver die opdroogt, op harteloze wijze laten verpauperen, zich van zijn natuur verwijderen zijn precies de dingen die jij even stevig omhelsde als het leven.
 
© Dolores Dorantes, vertaling Mariolein Sabarte Belacortu
 
 
Dorantes is niet, zoals de andere dichters, alleen voor de duur van het festival in Rotterdam, maar verblijft hier langere tijd als artist in residence. Behalve overal op de fiets heen kunnen is wat haar het meest aan Rotterdam bevalt de enorme mate van vrijheid die de inwoners hebben, en hoe dat beïnvloedt hoe ze in het leven staan en hoe ze zich door de stad bewegen.

Een heel andere kijk op vrijheid komt van de dichter Zeyar Lynn uit Birma. In de Nederlandse media wordt de naam Myanmar vaker gebruikt, maar Zehar zelf zegt Birma dus dat hou ik hier ook aan. Lange tijd was het door de van overheidswege opgelegde censuur zeer moeilijk om poëzie te schrijven in Birma. Zeyar vertelt fascinerende anekdotes over waarom je geen poëzie mocht schrijven over zonsondergangen, rozen of zelfs moeders, hoewel die laatste beperking het CPNB misschien geen windeieren zou hebben gelegd. Toen de censuur eenmaal werd opgeheven, in 2012, werden veel Birmese dichters met een onverwacht probleem geconfronteerd: ze waren het zo gewend geraakt om poëzie te schrijven die behendig om bepaalde onderwerpen of woorden heen laveerde, dat ze zich geen raad wisten met de plotselinge vrijheid alle mogelijke onderwerpen aan te kunnen snijden. Dat het in ieder geval met Zeyars poëzie gelukkig wel goed is gekomen bewijst onderstaand gedicht, een lange, zinnelijke bespiegeling over zoenen die hij eerst een stukje in het Birmees, en vervolgens helemaal in het Engels laat horen.
 
WAS . . .
 
Tussen jouw ijzeren tralies & de mijne
jouw tong verstrengeld met de mijne, onverzadigbaar.
Leven is het niet, maar we nippen er toch aan –
in Babylon, aan de Eufraat, in de Indusvallei,
in de Mahabharata, in het Kussenboek en Het verhaal van Genji.
Om jouw diepste te bereiken
ga ik mijn eigen diepten in.
Onder moleculen, eiwitten & aminozuren
zochten we naar een pad in de Kosmos
van het Zijn.
Toen onze tongen uitgleden
sloegen ze tegen de ijzeren tralies.
Tussen jouw gevangenschap & de mijne,
als we onze straf hebben uitgezeten
zul je weer in jezelf gaan schemeren
terwijl ik me terugtrek in de diepste lagen van mijn eigen duister.
Ik ben op plaatsen geweest waar
ik mezelf niet eens meer herkende.
Ziekenhuizen, kerkhoven of de warmte
van jouw keel.
Ik heb aan mezelf gesnuffeld als een hond,
nieuwsgierig vóór, tijdens &
ná een kus.
Ik probeer dat snuffelen weer op te roepen.
Een kus wordt bevrijd in de kushandeling.
Grijp dat opnieuw! Ik word op heterdaad
onbevredigd betrapt.
Innerlijkheid & uiterlijkheid,
zich uitend in harmonie
zich slechts bewust van natte medeklinkers
door kwijlende klinkers gekust.
Me niet bewust zijn van de zin van een kus
in mijn bewustzijn.
De bloedeloze zombie in een horrorfilm
likt bloed, want
het is een zombie.
Ze zouden zeggen dat ook zij zich zo hebben gevoeld;
dat zouden ze zeggen, zouden ze vast zeggen.
Ze zouden zeggen dat ook zij dit hebben geschreven;
ze zouden zeggen, ze zouden vast zeggen
dat ze beter hadden kunnen knuffelen.
Steeds als ik mezelf van je af pluk &
jij jezelf van mij af pelt,
neigen we naar een staat van scheefheid.
Een dikkop wordt nooit een vis, maar
was smelt van nature.
In de deuk die jouw tong zwiepte
in de ijzeren tralie
steek ik mijn tong om te veroveren wat er over is.
Waarom bezweken we aan onze eigen wil
in die kus?
Waarom bont & blauw gekust?
Wat hoopten we
te kussen in die toevalstrefferkus? 
 
© Zeyar Lynn, vertaling Jabik Veenbaas i.s.m. ko ko thett en Zeyar Lynn
 
 
De voorlaatste dichter die ik gesproken heb, Maria Stepanova, is allerminst van een over haar schouder meekijkende overheid verlost, want ze komt uit Rusland. Als ik haar vraag of de repressieve overheid, die zo nadrukkelijk aanwezig is in het dagelijks leven, daarom ook nadrukkelijk aanwezig is in haar poëzie, vertelt ze over haar vriend Arkadi Babtsjenko, de Russiche journalist die de dag voor we elkaar spreken voor de deur van zijn appartement in Kiev is doodgeschoten. Na afloop van ons gesprek lees ik online over de bizarre plotwending in Babtsjenko’s verhaal: de moordaanslag blijkt in scène gezet, Babtsjenko leeft nog en werkte samen met de Oekraïense geheime dienst om zijn moordenaars in de val te lokken. Ik haast me naar beneden in de hoop Maria daar nog aan te treffen, maar ze blijkt het nieuws al te hebben gehoord. “Het is bizar dat we in een wereld leven waarin dit nodig is.”
 
Maar terug naar haar poëzie. De meeste Russische poëzie leunt nog sterk op een heel klassieke omgang met rijm en metrum. Hoewel Maria ook vrije verzen schrijft, is het gedicht dat ze voor de Poëziepodcast heeft uitgekozen een voorbeeld van het klassieke soort.
 
Weet, lieve, dat noch mijn makker,
Noch ik straks thuiskom.
Dit valt er te rapporteren:
Alleen maar oorlog rondom.
 
Een schuilput, de diepste bodem
Der aarde, is ons kwartier,
Er slaan vlammenwerpers boven,
Die reiken niet tot hier.
 
De nieuwen en degenen
Die hier al een poosje zijn,
Draaien hun plaatjes, dicht aaneen
Als dominostenen van dit domein,
Met vloeibare aarde tussen ons in,
Stroperiger dan wijn.
 
Ooit mensen. Dat is gedaan en
Nu zijn we eiwitsoep,
De geur van sperma en tranen,
Wortels, vermolmde troep.
 
Ik ben maar een zwartgeblakerd vod,
De zoom van een krijgsgewaad,
Nu hij die naast jou bij het venster stond
Uit diepe kuilen bestaat.
 
Wanneer het feestmaal klaar is,
De kerstboom groen en rood
Opgloeit en de fanfares
De ‘ave’ heffen, devoot,
Wanneer een dromedaris
De ijskorst kraakt met zijn poot,
 
Dan kunnen goud noch zijde,
Noch wierook en ivoor
Honger en kou bestrijden,
Ergo, je loog me voor.
 
Te laat, te laat: dat je bij me staat,
De wortels terzijde trekt.
Ik ben een sinds tijden leeg gewaad,
Een vod met grond bedekt.
 
© Maria Stepanova, vertaling Nina Targan Mouravi
 
 
Ze vertelt dat ze het gebruiken van klassieke versvormen heel prettig vindt, omdat uit de beperkingen die je jezelf dan oplegt juist veel creativiteit naar voren komt. Metrisch en rijmend schrijven dwingt je om langer na te denken over je formuleringen, en slimme oplossingen te bedenken voor de problemen die de beperkte vorm tijdens het schrijven oplevert. Dat soort beperkingen maken het des te knapper dat Nina Targan Mouravi het gedicht met behoud van rijm en metrum naar het Nederlands heeft weten te vertalen.
 
De laatste dichter die ik spreek is Danez Smith uit de Verenigde Staten. Hij leest een aangrijpend, persoonlijk gedicht waarin hij het ongemakkelijke spanningsveld verkent tussen liefde voor je naasten enerzijds, en de frustratie dat je daardoor niet volledig jezelf kunt zijn anderzijds.
 
WACHTEND OP JOUW DOODGAAN OM MIJZELF TE KUNNEN ZIJN
 
duizend jaar van dochters voor mij
wat anders kon ik leren zijn?
 
meisje na meisje na haarzelf aan haarzelf te schenken
één lange doorgegeven naam, monarchie van koper
 
& kolen schouders. ook het lichaam is een gewaad.
dit leer ik het meest van de slang die kronkelend
 
haar zwoerden pak verlaat. ik kruip uit mijzelf
mijzelf binnen, zoek dekking waar ik vlucht.
 
eens griste ik mijn hart eruit als een vlecht
& vond geen hart, maar twee meisjes voor altijd
 
handjeklap spelend op een veranda in mijn borst.
wie weet hoe ze de tel bijhouden
 
ze zouden een enkel meisje kunnen zijn, verdubbeld
& aaneengesloten bij de handen. ik loop vast.
 
ik wil iets zeggen zonder het te zeggen
maar er is geen tijd. ik wacht op het doodgaan van
 
een paar dierbaren om mijzelf te kunnen zijn.
laat me alsjeblieft niet zeggen wie.
 
bitch, de gewaden die ik zou kopen als mijn lief
niet in leven was. als ze ontwaakten bij hun wake
 
zouden ze wellicht die vrouw niet herkennen
vooraan, die al dat lawaai maakt.
 
© Danez Smith, vertaling Dean Bowen en Flora Valeska Woudstra
 
 
Met Danez praat ik over een fenomeen dat mij al vaker was opgevallen, maar dat Danez op een interessante manier wegredeneert: Amerikaanse dichters zijn vaak veel confessioneler en schrijven veel meer over hun eigen leven, psyche en ontwikkeling. “Het zou kunnen dat Amerikanen gewoon vooral in zichzelf geïnteresseerd zijn,” oppert Danez, maar is niet elke dichter in zekere zin met zijn eigen ontwikkeling bezig? Misschien is het hooguit zo dat Amerikanen dat op een wat directere manier doen, en een Nederlandse dichter misschien eerder de aan de kaden vastgeklonken waterkant nodig heeft om te kunnen zeggen dat hij zich melancholiek en tegelijk gelukkig voelt in de Dapperstraat. U zult begrijpen dat ik Danez hier wat vrijelijk parafraseer, en hij uiteraard (of: helaas) niet zo vertrouwd is met het werk van Bloem dat hij deze vergelijking zelf maakte.
 
Aan het slot van ons gesprek probeer ik nog een soort voortzetting te houden van  het gesprek dat ik vorige maand had met de eveneens op Poetry International optredende Nachoem Wijnberg, over de plek die politiek in poëzie in zou kunnen en moeten nemen. Nachoem was toen van mening dat je prima poëzie over politiek kan schrijven, zo lang het enige doel van je poëzie maar niet is dat je een punt over wil brengen, want daar zijn argumenten al voor ontworpen. Danez werpt daarentegen juist op dat in feite elke poëzie over politiek gaat, en het een vorm van privilege is om te menen dat je überhaupt de mogelijkheid hebt om je aan politiek of politieke stellingname te onttrekken. Mijns inziens een heel terecht punt, dat me een uitstekende aanvulling lijkt op de ideeën van Nachoem over het onderwerp.
 
Ik sluit niet uit dat het politieke in de poëzie volgende maand wéér terugkomt, want dan spreek ik met Alfred Schaffer over zijn poëzie, de Afrikaanse poëzie en het leven als Nederlander in Zuid-Afrika. Misschien gaan we het daarna wel weer een keer over bloemen hebben.
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère