Artikel
Vuurwerk
11 februari 2015
Waarom vind ik dit zo’n mooi gedicht? In eerste instantie omdat het beeld getrouw en eigen is, de iele rookpluimen die je even in de lucht ziet als het vuurwerk is afgegaan, voordat ze verwaaien. Fraai waargenomen en ook mooi verwoord, het zijn inderdaad ‘pluizige takken’ en ‘stammen van rook’, samen vormen ze een ‘luchtbos’. Het beeld geeft niet alleen een indruk, maar heeft een lading. Ook de bijna aarzelende en licht onhandige formulering ‘het erna van vuurwerk’ raakt me. Het gedicht opent daarmee en dat zet de toon, licht droefgeestig maar gelaten, ‘het erna’. Ten tweede is het een dijk van een metafoor. Het staat meteen ergens voor, het beeld van die rooksliertjes die de minivliegtuigjes van vuurpijlen achterlieten. Het is even feest en dan de kater. Maar het is niet zomaar een kater bij Lasters: het is onherstelbaar. De wending waarmee ze de metafoor aanduidt, ‘zo is ook’, is geraffineerd en effectief. Er hangt nog iets in de kamer. Er is maar een ding dat me minder bevalt en dat is de titel die ik nog niet vermeld heb, ‘Ontrouw’. Die stuurt het beeld al voor het gedicht begint naar het metaforische. Dat kan, maar laat het beeld eerst nog maar even op zichzelf staan, zou ik zeggen.
Ruth Lasters Vouwplannen verscheen in 2007. Ze publiceerde ‘het erna van vuurwerk’ (of nou goed, ‘Ontrouw’) in 2012 in het vierde halfjaarboek van De Revisor. De vier gedichten die eraan voorafgaan gaan, gaan als vanouds met beelden aan de haal. Zwemmers worden vergeleken met slapers, ze trekken een ‘reusachtig’ boeket van ‘zijslapers’ mee. De dichter maakt opinies tastbaar, ze komen vrij door het ‘lekken der // reactors’. Ruth Lasters stelt de wereld of liever gezegd de schepping iets voor, een kleine nuchtere aanpassing die je een verbetering kunt noemen, zo lijkt het haar zinvol als de mens geen as en botten en haren achterlaat, maar dekens. Vaders zitten achter loketruiten en vragen om negen handtekeningen, voor ze de wissel voltrekken. De wereld is te herstellen in de gedichten van Ruth Lasters, de maatschappij is maakbaar, die bestaat uit draaibare playmobielpoppetjes die met een tangetje of een vlammetje uit een aansteker bijgebogen kunnen worden onder de handen van dokter Lasters. Maar ze raakt me het diepst als ze een beeld niet verbuigt maar weloverwogen presenteert, zoals ‘het erna’ van vuurwerk.
Sterren komen en sterren gaan, ze komen snel en verdwijnen langzaam – en als ze gaan is het alsof het laatste licht van de zon voor even wordt stilgezet op een plaats, dat zong Janis Ian als kindsterretje in het nummer Stars. Mierzoet, sentimenteel, maar dan ook niemand en nietsontziend: sommigen maken het als ze oud zijn, misschien hebben ze een ziel die ze zonder schaamte durven tonen, maar misschien hebben ze ook wel helemaal niets. Ruim een maand nadat ik bovenstaand stukje over Ruth Lasters erna van vuurwerk typte, won ze de Turingprijs met het volgende gedicht, ‘Witlof’ getiteld:
Van chirurg verandert de dichter in scheikundige, de verwondering dient geconserveerd, onder een stolp geplaatst. Ruth Lasters zet geen verwonderde dichtersstem op, nee, ze constateert nuchter het gebrek eraan (‘verwonderingsverlies,’ ‘bovenmatig balen’) om alsnog lyrisch uit wijden als haar proef geslaagd is, de ‘kick’ wordt ingeademd als lachgas. Een rake omschrijving van witlof: ‘rauwe, bleke losgewoelde ledematen van // de aarde.’ Het gedicht is mooi van klank, ‘prilste, prettigste begrippen-//begin’, het is evenzeer een uitkomst van een procedé dat ze al in haar eerste bundel toepaste, maar dan geraffineerder. De eureka van hoe de dingen ontstaan, afzonderlijk, ze voor het eerst zien en ze ook voor het eerst kunnen herleiden tot hun herkomst. En toch, ik weet niet of het een hang naar melancholie is, zijn het vooral de rookpluimpjes na het vuurwerk die me kippenvel bezorgen, omdat ze niet verbogen zijn door de hand van de dichter in de taal, maar waargenomen op het moment van vervagen, daar stilgezet, rechtgedaan, lading gegeven. Doe mij nu eindelijk een tweede dichtbundel van Ruth Lasters – en graag snel.
Ruth Lasters. Vouwplannen. Meulenhoff / Manteau, 2007.
Daar begint de poëzie. De honderd beste gedichten uit de Turing wedstrijd. Van Gennep, 2015.
Ruth Lasters (1979) publiceerde drie romans en een dichtbundel, 'Vouwplannen'. Opvallend daarin was haar gebruik van beelden, ze leek ermee te jongleren, maakte objecten buigzaam als rubber. Regenschermen groeien uit ellenbogen, appels stapelen lekker onder de huid, een trede wordt uit een trap gestolen, omgedraaide tafels veranderen in paarden op hun rug, een in bad gevonden haar in een strik om een boek. Een opvallend debuut, gelijk al volgens een geheel eigen procedé: haar gedichten waren sterk en duidelijk en een beetje hard van toon, ze leken op surreële cartoons. Maar wat gebeurde erna? Laster schreef behalve romans haar columns en publiceerde gedichten in tijdschriften, zoals het gedicht hieronder.
Of je het erna van vuurwerk
ooit zag. Niet de vonken, maar de pluizige takken,
stammen van rook op precies dezelfde plaats waar net nog
pijlen open knalden. Het luchtbos dat daar na het doven
enkele seconden voor je ontstaat. De restwaarde die
eigenlijk grootser is dan de bedoelde fraaiheid van
spetters kleurvuur. Zo is ook, nadat je hebt gezucht dat
je me ondanks alles nog
liefhebt, wat daarna in de kamer hangt op een doordringendere,
verschrikkelijke, ongewilde manier mooier: de onherstelbaarheid.
ooit zag. Niet de vonken, maar de pluizige takken,
stammen van rook op precies dezelfde plaats waar net nog
pijlen open knalden. Het luchtbos dat daar na het doven
enkele seconden voor je ontstaat. De restwaarde die
eigenlijk grootser is dan de bedoelde fraaiheid van
spetters kleurvuur. Zo is ook, nadat je hebt gezucht dat
je me ondanks alles nog
liefhebt, wat daarna in de kamer hangt op een doordringendere,
verschrikkelijke, ongewilde manier mooier: de onherstelbaarheid.
Waarom vind ik dit zo’n mooi gedicht? In eerste instantie omdat het beeld getrouw en eigen is, de iele rookpluimen die je even in de lucht ziet als het vuurwerk is afgegaan, voordat ze verwaaien. Fraai waargenomen en ook mooi verwoord, het zijn inderdaad ‘pluizige takken’ en ‘stammen van rook’, samen vormen ze een ‘luchtbos’. Het beeld geeft niet alleen een indruk, maar heeft een lading. Ook de bijna aarzelende en licht onhandige formulering ‘het erna van vuurwerk’ raakt me. Het gedicht opent daarmee en dat zet de toon, licht droefgeestig maar gelaten, ‘het erna’. Ten tweede is het een dijk van een metafoor. Het staat meteen ergens voor, het beeld van die rooksliertjes die de minivliegtuigjes van vuurpijlen achterlieten. Het is even feest en dan de kater. Maar het is niet zomaar een kater bij Lasters: het is onherstelbaar. De wending waarmee ze de metafoor aanduidt, ‘zo is ook’, is geraffineerd en effectief. Er hangt nog iets in de kamer. Er is maar een ding dat me minder bevalt en dat is de titel die ik nog niet vermeld heb, ‘Ontrouw’. Die stuurt het beeld al voor het gedicht begint naar het metaforische. Dat kan, maar laat het beeld eerst nog maar even op zichzelf staan, zou ik zeggen.
Ruth Lasters Vouwplannen verscheen in 2007. Ze publiceerde ‘het erna van vuurwerk’ (of nou goed, ‘Ontrouw’) in 2012 in het vierde halfjaarboek van De Revisor. De vier gedichten die eraan voorafgaan gaan, gaan als vanouds met beelden aan de haal. Zwemmers worden vergeleken met slapers, ze trekken een ‘reusachtig’ boeket van ‘zijslapers’ mee. De dichter maakt opinies tastbaar, ze komen vrij door het ‘lekken der // reactors’. Ruth Lasters stelt de wereld of liever gezegd de schepping iets voor, een kleine nuchtere aanpassing die je een verbetering kunt noemen, zo lijkt het haar zinvol als de mens geen as en botten en haren achterlaat, maar dekens. Vaders zitten achter loketruiten en vragen om negen handtekeningen, voor ze de wissel voltrekken. De wereld is te herstellen in de gedichten van Ruth Lasters, de maatschappij is maakbaar, die bestaat uit draaibare playmobielpoppetjes die met een tangetje of een vlammetje uit een aansteker bijgebogen kunnen worden onder de handen van dokter Lasters. Maar ze raakt me het diepst als ze een beeld niet verbuigt maar weloverwogen presenteert, zoals ‘het erna’ van vuurwerk.
* * *
Sterren komen en sterren gaan, ze komen snel en verdwijnen langzaam – en als ze gaan is het alsof het laatste licht van de zon voor even wordt stilgezet op een plaats, dat zong Janis Ian als kindsterretje in het nummer Stars. Mierzoet, sentimenteel, maar dan ook niemand en nietsontziend: sommigen maken het als ze oud zijn, misschien hebben ze een ziel die ze zonder schaamte durven tonen, maar misschien hebben ze ook wel helemaal niets. Ruim een maand nadat ik bovenstaand stukje over Ruth Lasters erna van vuurwerk typte, won ze de Turingprijs met het volgende gedicht, ‘Witlof’ getiteld:
De afzonderlijke oerknallen van
dingen, het (ontstaans)eureka van sorbet, papier, de slede, radio-
golven, de dasknoop, het elektron, poedersuiker. Was het
in stolpen maar ergens bewaard. Grote glazen reservoirs
waaronder men dan bij verwonderingverlies, bij bovenmatig balen
inhaleren kon het prilste, prettigste begrippen-
begin, ontdekkingsenthousiasme.
Dan in zo’n stolp met jou te staan, diep in te ademen de kick
van de vondst van wat wij daarna dan verzoend en -strengeld
weken aten: rauwe, bleke losgewoelde ledematen van
de aarde.
dingen, het (ontstaans)eureka van sorbet, papier, de slede, radio-
golven, de dasknoop, het elektron, poedersuiker. Was het
in stolpen maar ergens bewaard. Grote glazen reservoirs
waaronder men dan bij verwonderingverlies, bij bovenmatig balen
inhaleren kon het prilste, prettigste begrippen-
begin, ontdekkingsenthousiasme.
Dan in zo’n stolp met jou te staan, diep in te ademen de kick
van de vondst van wat wij daarna dan verzoend en -strengeld
weken aten: rauwe, bleke losgewoelde ledematen van
de aarde.
Van chirurg verandert de dichter in scheikundige, de verwondering dient geconserveerd, onder een stolp geplaatst. Ruth Lasters zet geen verwonderde dichtersstem op, nee, ze constateert nuchter het gebrek eraan (‘verwonderingsverlies,’ ‘bovenmatig balen’) om alsnog lyrisch uit wijden als haar proef geslaagd is, de ‘kick’ wordt ingeademd als lachgas. Een rake omschrijving van witlof: ‘rauwe, bleke losgewoelde ledematen van // de aarde.’ Het gedicht is mooi van klank, ‘prilste, prettigste begrippen-//begin’, het is evenzeer een uitkomst van een procedé dat ze al in haar eerste bundel toepaste, maar dan geraffineerder. De eureka van hoe de dingen ontstaan, afzonderlijk, ze voor het eerst zien en ze ook voor het eerst kunnen herleiden tot hun herkomst. En toch, ik weet niet of het een hang naar melancholie is, zijn het vooral de rookpluimpjes na het vuurwerk die me kippenvel bezorgen, omdat ze niet verbogen zijn door de hand van de dichter in de taal, maar waargenomen op het moment van vervagen, daar stilgezet, rechtgedaan, lading gegeven. Doe mij nu eindelijk een tweede dichtbundel van Ruth Lasters – en graag snel.
Ruth Lasters. Vouwplannen. Meulenhoff / Manteau, 2007.
Daar begint de poëzie. De honderd beste gedichten uit de Turing wedstrijd. Van Gennep, 2015.
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère