Poetry International Poetry International
Artikel
Shulamith Bamberger: “Hebreeuwse poëzie gaat om de mens”

Zonder vertalers geen festival #6

Pieter Vandermeer / Tineke de Lange
6 juni 2014
Zonder vertalers geen Poetry International Festival. Zij zijn het die poëzie uit alle windrichtingen met vertalingen in het Nederlands én Engels wereldwijd toegankelijk maken. Om het belang van een goede vertaling te onderstrepen en tegelijk te laten zien hoe moeilijk vertalen eigenlijk is, daagt Poetry International ieder jaar liefhebbers uit zelf poëzie van festivaldichters te vertalen, in het kader van het vertaalproject Met andere woorden. Maar nu eerst het woord aan de professionele poëzievertaler. Shulamith Bamberger werd geboren in Israël (Tel Aviv). Ze heeft veel literatuur vertaald, onder meer van David Grossman (Het Zigzagkind, Jij bent mijn mes), en poëzie, het genre dat ze het liefst vertaalt. Voor Poetry International vertaalde ze gedichten van Admiel Kosman (foto, in 2011 te gast op het festival), Moshe Dor, Dahlia Ravikovich en anderen.
Door Ruben Hofma
 
“Vertalen was niet mijn eerste studiekeus en ik  heb in eerste instantie, in Israël, andere studies gedaan”, vertelt Bamberger over het begin van haar levensloop. “Maar toen ik in Nederland kwam wonen kon ik nergens anders een studiebeurs voor krijgen dan voor vertaalkunde, aan de Universiteit van Amsterdam. Zo banaal was het.” Ze vertelt dat haar carrière als vertaalster van toevalligheden aan elkaar hangt. “Mijn eerste literaire vertaalopdrachten dienden zich vanzelf aan. Nog tijdens mijn studie werd ik – via via – benaderd door Judith Herzberg om gedichten van Dahlia Ravikovich voor Poetry International te vertalen. And the rest is history.” Een van de gedichten van Ravikovich die Bamberger vertaalde voor het Poetry International Festival van 1977:
 
In Tsjaad en Kameroen                                                                                               (בצ'אד ובקאמרון)
 
Aan het water in Tjsaad en Kameroen zitten
Europese mensen die het leven moe zijn.
Zij geven niet meer om manieren.
Niet ver van hen vandaan
Gaat een gezelschap leprozen
Voorbij
Oude mensen zonder vingers.
‘s Avonds steekt de wind niet op.
‘t Is even heet als in ’t begin.
Alleen een roze gloed stijgt op uit het water
in Tjsaad en Kameroen
en daalt op de Europese mensen neer.
 
Hebreeuws is Bambergers moedertaal. Haar belangstelling voor taal en literatuur begon op de lagere school in Israël, waar ze al vroeg poëzie onder ogen kreeg. “Op de middelbare school was poëzie zelfs een gespreksonderwerp. Als eerste maakte ik, denk ik, kennis met de klassiekers van de Hebreeuwse poëzie: Bialik, Goldberg en Tsjernichovski. Ik groeide op in een cultuur waarin poëzie vanzelfsprekend was. Het is nu waarschijnlijk anders. Ik had het geluk leraren en leraressen te treffen die ons niets dicteerden, maar een eigen mening stimuleerden.”
 
Wat haar in de schoot werd geworpen tijdens haar studie in Nederland, bleek geen tijdelijkheid. “Ik ben een vertaler in hart en nieren en vind bijna alles op dit gebied boeiend, van juridisch tot literair. Het laatste vertaalvak combineert de twee essentiële elementen in mijn leven: mijn liefde voor taal en belangstelling voor literatuur. Binnen het literair vertalen is poëzie mijn favoriet, omdat daarin alles aan bod komt: inhoud, vorm, klank. Enerzijds is het de grootste uitdaging, anderzijds kun je in één oogopslag zowel het geheel als de details overzien.”
 
Compacter dan het Nederlands
In het vertalen van Hebreeuws naar Nederlands bestaat een vaste consequentie: het Hebreeuws is compacter. “Vooral in het vertalen van poëzie merk je dat; wat je in het Hebreeuws met drie woorden zegt, daar heb je in het Nederlands vijf tot zes, soms zelfs meer  woorden voor nodig. Omdat bij poëzie ook de vorm belangrijk is, kan een slanke ‘den’ – het gedicht in het Hebreeuws dus – daardoor veranderen in een gezette matrone – de Nederlandse vertaling. Dan sta je als vertaler voor een dilemma: zo laten, of regels afbreken, met het gevolg dat het gedicht twee tot drie keer langer wordt.”
 
Dat het Nederlands vaak meer woorden nodig dan het Hebreeuws, komt enerzijds door het gebruik van stopwoorden en het splitsen van werkwoorden in het Nederlands, maar anderszijds doordat het Hebreeuws geen klinkers heeft. “Bovendien worden de persoonsvormen, tijdsindicaties en andere grammatica-elementen in het Hebreeuws in het werkwoord zelf verwerkt door verbuiging en toevoeging van pre- en suffixen. Voorbeeld: voor ‘ik heb me verzet’ heb je in het Hebreeuws maar één woord nodig: ‘hitnagadeti’, bestaand uit een zogenaamde ‘stam’ – in dit geval de letters ‘ngd’ – die een prefix krijgt – in dit geval ‘hit’ - om de wederkerigheid en de tijd aan te geven, en een suffix – ‘ti’ - die de persoon aangeeft – ‘ik’.”
 
“Een voorbeeld van een gedicht dat van vorm is veranderd door het verschil in aantal woorden is het volgende eenregelige gedicht van de dichteres Bat Tsion, die ik eveneens voor Poetry vertaalde:
 
                                                                                                                                       צְלִיל  הַמַּיִם וְהַבְּכִי וְהַיָּד הַמּוּשֶׁטֶת חוֹפֶנֶת רִיק
 
In het Nederlands werd dat:
 
‘De klank van het water en het huilen
En de uitgestrekte hand schept leegte’.”
 
“Hebreeuwse poëzie gaat om de mens”
“Hebreeuwse poëzie gaat meer om emoties dan om gedachten,” meent Bamberger. Ze weet weinig af van Nederlandse poëzie, zegt ze, “maar ik lees vaker Nederlandse gedichten die zich met abstracties bezighouden, bijvoorbeeld met de vraag wat poëzie is, dan ik dat in Hebreeuwse gedichten tegenkom. Deze gaan meestal over het dagelijks leven, de mens, de samenleving, en zijn vaak politiek geëngageerd. Omdat ik in Israël met poëzie ben opgegroeid, lees ik nog altijd Hebreeuwse gedichten. de Hebreeuwse poëzie van dit moment verschijnt vaak eerder op internet dan in boekvorm, waardoor het moeilijker wordt op de hoogte te blijven, maar wat ik lees valt me vaak op door het boeiende, moderne taalgebruik en de maatschappelijke betrokkenheid.”, zegt ze erbij.
 
“Ervan uitgaande dat er in vertaling altijd iets verloren gaat en dat er altijd iets verandert, kun je zeggen dat alles (on)vertaalbaar is. Hoe langer ik vertaal – en dat doe ik al bijna 40 jaar – hoe frustrerender het werk voor me wordt. Minder door wat er verloren gaat dan door wat je noodgedwongen toevoegt. Een goed voorbeeld zijn metaforen. Je kunt het origineel in de meeste gevallen niet letterlijk overnemen dus moet je een alternatief zoeken. Meer specifiek voor het vertalen uit het Hebreeuws is dat Hebreeuwse schrijvers veel meer geneigd zijn literaire taal te gebruiken dan in de Nederlandse literatuur het geval is. Vertaald in het Nederlands komt de tekst dan pompeus en overdreven over.”
 
In tegenstelling tot wat je zou vermoeden als je internet erop naslaat, heeft Bamberger een flinke portie aan poëzie vertaald, van uiteenlopende dichters: Dahlia Ravikovich, Agi Mishol, Natan Zach, Hezy Leskly, Meir Wieseltier, Zelda, Yair Hurwitz, Nurit Zarhi, David Avidan, Yona Wallach, Moshe Dor en Admiel Kosman. Ravikovich’ poëzie vertaalde ze als eerste, in 1977, en zij heeft als persoon het meeste indruk op Bamberger gemaakt. “Ik kende haar werk al lang en vond haar een geweldige dichteres. In persoon bleek ze even scherp en intelligent als haar gedichten. We klikten meteen en bleven bevriend. Van Moshe Dor mocht ik een bundel maken naar eigen keuze. Ook met hem ben ik bevriend geworden.”
 
“Je weet niet altijd hoe je tot een oplossing komt”
In Nederland is Admiel Kosman wat bekender, onder meer door de aandacht van literair tijdschrift Liter. “Zijn werk sprak me niet direct aan,” herinnert Bamberger zich, “en wel om twee redenen: ten eerste vond ik het uitgesproken mannelijk en moest ik omschakelen om het universele en menselijk erin te ontdekken; ten tweede waren me het element van geloof en het gebruik van religieuze termen en metaforen niet altijd duidelijk. In het gedicht ‘Het doet pijn’, bijvoorbeeld, spreekt hij tot een ‘Meester’,althans, zo heb ik het vertaald. In het Hebreeuws staat er ‘koni’ – een minder gangbare benaming voor de Schepper. Hoewel ik deze term kende, las ik het eerst als een naam. Maar al vertalend zag ik de schoonheid en kracht van Kosmans gedichten. Als ik ze nu lees, raken ze me sterk.”
 
De vertaalster heeft bijna altijd contact met de dichters van wie ze werk vertaalt. “Men is altijd dankbaar en staat open voor mijn vragen, al zijn deze soms futiel. Je legt je als vertaler behoorlijk bloot met je vragen, die ook dom kunnen zijn en ervan getuigen dat je iets verkeerd hebt gelezen of niet hebt begrepen. Dat risico neem ik graag, omdat een gesprek met de schrijver – hoe kort en algemeen ook - altijd een eyeopener is, vooral wat betreft de blik van de schrijver op zijn eigen werk.”
 
Wanneer Bamberger aan de vertaalslag gaat, leest ze de gedichten eerst in zichzelf en daarna hardop. Ze maakt notities over rijm en maat. “Dan volgt de eerste, spontane vertaling, die ik opzij leg.” De waardevolle ideeën in de eerste, ruwe versie, plukt Bamberger eruit om later eventueel te hergebruiken. Hoe het proces na de pluk verloopt, kan ze niet makkelijk vertellen. “Ik denk dat ik met een min of meer letterlijke vertaling begin en deze steeds van voren af aan bewerk. Tijdens die bewerkingen ontdek ik de diepere lagen in het origineel: de dubbele betekenissen, de verwijzingen, et cetera. Ik denk altijd hardop als ik aan het vertalen ben, en ik lees het eindresultaat ook hardop. Als vertaler weet je niet altijd hoe je tot een oplossing komt.”
Op vrijdag 13 juni staat het Poetry International Festival voor een belangrijk deel in het teken van de literaire vertaling. Liefhebbers die sinds maart gewerkt hebben aan vertalingen van festivalpoëzie ontmoeten de dichter en zijn festivalvertaler tijdens de werksessies van Met Andere Woorden / In Other Words. In de middag komen een grote variëteit aan vertaalperikelen aan bod in het Vertaalbedrijf, met onder meer de eerste Vertalersslam op Nederlandse bodem. 

{event id="150" title="Het Vertaalbedrijf >"}
Doe volgend jaar ook mee met Met Andere Woorden! Kijk op
Facebook .
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère