Artikel
Robert Dorsman: "Het Afrikaans kan binnen honderd jaar een dode taal zijn"
Zonder vertalers geen festival #4
25 februari 2014
Om ons heen staat het lawaai, een jonge meute. Wij zitten, in een cafeetje waar Dorsman soms komt met zijn zoontjes. Dan geniet hij zoals nu van lokaal gebrouwen bier, terwijl zijn zoontjes zich storten op een tekening. “Dat ik vertaal, is toeval. In de jaren ’70 studeerde ik Geschiedenis en Engels en werd ik vrijwilliger bij een anti-apartheidsgroepering hier in Utrecht, waarvoor ik al gauw wat vertaalde. Dat ik voor Zuid-Afrika belangstelling had, heb ik te danken aan het synodaal-gereformeerde nest waaruit ik kom, waar men Trouw las. Daarin stond veel berichtgeving over de ontwikkelingen daar.”
Vertalen is het ultieme lezen, stelt Dorsman. “Als je van een gedicht de grammaticale en semantische structuur hebt doorgrond, moet je vertalen wat er staat, zoals het er staat. Soms lees ik liever mijn vertaling dan het origineel, omdat een gedicht in vertaling helderder kan klinken. Het zou natuurlijk andersom moeten; het origineel is onvervangbaar. Vertaling is verminking.” Dorsman herinnert zich een uitspraak van vertaler Sjaak Commandeur en lacht: “Hij zei dat vertalen te vergelijken is met een prachtige slagroomtaart die in een schoenendoos wordt gepropt. Met de uitspraak van Robert Frost, ‘Poetry is what is lost in translation’, ben ik het niet eens. You win some, you lose some, geloof ik.”
Sinds 1986 is Dorsman zelfstandig vertaler. Naast Zuid-Afrikaanse poëzie heeft hij Caribische gedichten vertaald. Tijdens zijn studie liet een vriend hem Nederlandse poëzie lezen, waardoor de interesse in poëzie gewekt was. Vervolgens las hij Zuid-Afrikaanse anti-apartheidspoëzie, die hij vertaalde. Een studie Zuid-Afrikaans volgde Dorsman niet: zijn vertaalexpertise heeft hij zelf ontwikkeld, met behulp van goede woorden- en grammaticaboeken. Kennis van het Nederlands is uiteraard het belangrijkst, en taalgevoel kan volgens hem niet ontbreken aan een vertaler.
Binnen honderd jaar een dode taal
“Het Zuid-Afrikaans heeft een Nederlandse oorsprong maar is door de jaren heen ingrijpend veranderd, mede onder invloed van het Engels”, vertelt hij ernstig. “Dat maakt de vertaling van het Afrikaans moeilijk. De grammaticale structuur van de taal is Engels geworden en veel woorden zijn vertalingen uit het Engels. ‘Merkwaardig’ is een vertaling van ‘remarkable’. Je denkt dat er in het Nederlands ‘merkwaardig’ staat, maar er staat ‘opmerkelijk’.” In een gedicht van Antjie Krog vertaalde Dorsman ‘ek is 42 jaar oud’ als ‘ik ben 42’ en verderop ‘Jan Links van Kommagas’ als ‘Jan Links uit Kommagas’. “In het Engels zeg je: ‘I am 42 years old’ en ‘Jan Links from Kommagas’. ‘years old’ en ‘from’ worden in het Afrikaans letterlijk overgenomen. Neem de uitspraak: ‘Wens ek kon dit sien’ in het Afrikaans, een verafrikaansing van ‘Wish I could see it.’ Ik kan je verzekeren dat er nauwelijks een zin is in het Afrikaans die je één op één in het Nederlands kunt vertalen.”
De bevlogen Dorsman vindt het hard nodig dat het Afrikaans de Nederlandse invloed weer omarmt. Afrikaners lijken hun taal wel te beschermen: “De ‘ondergrondse’, ‘metro’, heet in Zuid-Afrika ‘moltrein’ en wat wij ‘computer’ noemen, is in het Afrikaans ‘rekenaar’. ‘To compute’ kun je vertalen als ‘rekenen’. Wat dat betreft zijn de Afrikaners Roomser dan de paus.” De Nederlandse belangstelling voor Zuid-Afrikaanse poëzie is gering, merkt hij op. Veel ouderen kennen de poëzie van Elisabeth Eybers en Breytenbach. Krog en Vlok Nel zijn inmiddels bekend en Naudé’s poëzie verdient meer lezers. De sleutel is, als je het Dorsman vraagt, “het herstel van de band tussen het Afrikaans en het Nederlands, hoe conservatief het ook klinkt. In de apartheidsjaren verordende de VN- een culturele boycot tegen Zuid-Afrika en sindsdien is het niet meer goed gekomen tussen de twee talen.”
“Het Afrikaans zou zich veel meer op het Nederlands en de Nederlandse letteren moeten richten. Gerrit Komrij waarschuwde er een aantal jaren geleden al voor voor dat het Afrikaans ten dode is opgeschreven als het met zijn rug naar het Nederlands toe blijft staan. Ik ben het roerend met hem eens. Ik vind het erg genoeg dat Vlok Nel, Krog en Naudé het Nederlands maar deels begrijpen. De culturele contacten tussen Zuid-Afrika en Nederland moeten worden aangehaald. Men zou bijvoorbeeld meer culturele uitwisselingen kunnen organiseren. Dat gebeurt al, maar lang niet genoeg.”
Dromen over Antjie Krogs gedichten
Momenteel werkt de vertaler aan gedichten van Charl-Pierre Naudé. Moeilijke poëzie, vindt hij het, want behoorlijk filosofisch. “Als ik Naudé een vraag over een woord mail, ontvang ik lappen tekst. Over één woord. Door die lappen begrijp ik goed hoe de woorden en betekenissen zich tot elkaar verhouden. Ook reageert Naudé tamelijk snel. Dat maakt het makkelijker.”
“Met Gert Vlok Nel had ik geen contact. Hij wilde dat ik zijn hele bundel vertaalde, maar hijzelf was het Nederlands onmachtig. Alles wat ik hem stuurde, vond hij mooi. Die bundel heb ik dus in mijn eentje vertaald, maar het was zwaar. Antjie Krog vindt het Nederlands een prachtige taal. Voor de vertalingen die Jan van der Haar en ik maken, heeft ze ondanks dat ze erg kritisch is alleen maar waardering. De samenwerking met Van der Haar is goed. Antjie is trouwens iemand die haar oorspronkelijke gedichten in het Afrikaans verandert op grond van onze vertaling. Zo ontstonden zelfs nieuwe gedichten, heeft ze ons wel eens verteld.” Op de vertaling van Krogs gedichten is Dorsman het meest trots. “Ik heb eens gedroomd dat ik tegenover een gezelschap zomaar het complete werk van Antjie uit mijn hoofd kon voordragen. Antjie is een oerdichter, een dichter die schrijft met haar oren, klankrijke poëzie dus. Ik vind haar de grootste Zuid-Afrikaanse dichter die er is.”
Het geitje dat een gekko moest zijn
Moet je argwanend zijn om Afrikaans te kunnen vertalen? Dorsman knikt uitbundig en haalt Martinus Nijhoff erbij. “‘Er staat niet wat er staat’. Je moet ontzettend achterdochtig zijn. Die eigenschap zit in me,” grapt hij, refererend aan zijn gereformeerde afkomst. “En het idee dat je het nooit goed doet.” Vertalen noemt hij “zeer inspannend. Tijdens het vertaalproces kan ik niet zonder koffie. Mijn kop moet leeg zijn en om me heen heb ik rust nodig. Pas wanneer dat zo is, lees ik de gedichten, schuif ze aan de kant en laat ze bezinken. Als ik denk dat ik weet wat er staat, ga ik vertalen. Daarna moet de argwaan opgeladen worden; de volgende dag kan ik aan de vertaling schaven. Als ik met Van der Haar vertaal, blijft geen leesteken onbesproken, alles moet verantwoord zijn. Dan gaat het gedicht terug naar de dichter en na een geslaagde vertaalpoging drinken we een glas rode wijn op de goede afloop.”
Domme vragen bestaan niet in het vertaalproces , vindt Dorsman. Maar domme fouten wel en iedere vertaler maakt ze, zeker als er sprake is van grote werkdruk. Dorsman brengt een hand voor zijn mond en rolt met zijn ogen. “Laatst maakte ik een grote blunder in een vertaling van een gedicht van Andries Samuel. In het origineel staat ‘geitjie’, wat ik vertaalde als ‘geitje’. ‘Geitjie’ is echter het Afrikaanse woord voor ‘gekko’. Een ‘geitje’ kan ook niet tegen de muur op lopen. Maar het was al te laat. Het gedicht stond al in een tijdschrift.”
Losgezongen gedichten zijn de beste gedichten
“Wat de poëzie in Zuid-Afrika bijzonder maakt, is dat de sensitiviteit van de poëzie van Krog, het persoonlijk-nostalgische van Vlok Nel en de filosofische inslag van Naudé naast elkaar bestaan. Daarnaast heb je het intellectueel-sensitieve van de gedichten van Breyten Breytenbach. Zijn poëzie vind ik van het eerste begin tot nu schitterend. Ik merk dat Krog, Vlok Nel en Naudé allemaal door Breytenbach beïnvloed zijn.” Volgens de kenner van Zuid-Afrikaanse literatuur en poëzie is er verder weinig sterke poëzie, behalve dan van Danie Marais. De poëzie in Zuid-Afrika zou in zichzelf gekeerd zijn in plaats van, zoals de gedichten van Breytenbach, op de wereld of ver daarbuiten georiënteerd . “Krog is ook een werelddichter en Naudé ontwikkelt zich tot werelddichter. Vlok Nels gedichten zijn dan weer provinciaals. Dat bedoel ik niet negatief, maar zijn werk is naar binnen gekeerd omdat het bijvoorbeeld jeugdherinneringen betreft.”
“Naudé is haast on-Zuid-Afrikaans, want hij is zó naar buiten gericht. Voor het imago van de Zuid-Afrikaanse poëzie is dat heilzaam. Hij heeft de potentie klassieke gedichten te schrijven, vanwege de onderwerpkeuze en de filosofische inslag, waaruit blijkt dat hij ontzettend belezen is”, meent de vertaler. Hij vertaalt vijf à zes gedichten van Naudé voor het festival, waaronder een volgens hem nu al klassiek gedicht over een man die de ontdekkingsreiziger David Livingstone ontmoette. (Engelse versie) “In een interview zei Naudé dat hij niet weet of hij het altijd met zijn gedichten eens is en dat hij met ze leeft, zolang ze hem maar niet bekeren tot hun standpunten. Dat vind ik tekenend. Gedichten die zijn losgezongen van de dichter zijn volgens mij de beste gedichten. Ik zou het voor Naudé fantastisch vinden als van hem een hele bundel vertaald werd.”
Zonder vertalers geen Poetry International Festival. Zij zijn het die poëzie uit alle windrichtingen met vertalingen in het Nederlands én Engels wereldwijd toegankelijk maken. Om het belang van een goede vertaling te onderstrepen en tegelijk te laten zien hoe moeilijk vertalen eigenlijk is, daagt Poetry International ieder jaar liefhebbers uit zelf poëzie van festivaldichters te vertalen, in het kader van het vertaalproject Met andere woorden. Maar nu eerst het woord aan de professionele poëzievertaler.
Op het Poetry International Festival van 2014 is onder anderen de Zuid-Afrikaanse dichter Charl-Pierre Naudé present. Robert Dorsman (1955) werkt intensief aan de vertaling van de gedichten die Naudé selecteerde voor de website van Poetry International. Dorsman vertaalt veel romans uit het Zuid-Afrikaans en Engels, maar voor Poetry International vertaalde hij poëzie van een paar van de bekendste Zuid-Afrikaanse dichters; Antjie Krog, Gert Vlok Nel en Wilma Stockenström.
Door Ruben HofmaOm ons heen staat het lawaai, een jonge meute. Wij zitten, in een cafeetje waar Dorsman soms komt met zijn zoontjes. Dan geniet hij zoals nu van lokaal gebrouwen bier, terwijl zijn zoontjes zich storten op een tekening. “Dat ik vertaal, is toeval. In de jaren ’70 studeerde ik Geschiedenis en Engels en werd ik vrijwilliger bij een anti-apartheidsgroepering hier in Utrecht, waarvoor ik al gauw wat vertaalde. Dat ik voor Zuid-Afrika belangstelling had, heb ik te danken aan het synodaal-gereformeerde nest waaruit ik kom, waar men Trouw las. Daarin stond veel berichtgeving over de ontwikkelingen daar.”
Vertalen is het ultieme lezen, stelt Dorsman. “Als je van een gedicht de grammaticale en semantische structuur hebt doorgrond, moet je vertalen wat er staat, zoals het er staat. Soms lees ik liever mijn vertaling dan het origineel, omdat een gedicht in vertaling helderder kan klinken. Het zou natuurlijk andersom moeten; het origineel is onvervangbaar. Vertaling is verminking.” Dorsman herinnert zich een uitspraak van vertaler Sjaak Commandeur en lacht: “Hij zei dat vertalen te vergelijken is met een prachtige slagroomtaart die in een schoenendoos wordt gepropt. Met de uitspraak van Robert Frost, ‘Poetry is what is lost in translation’, ben ik het niet eens. You win some, you lose some, geloof ik.”
Sinds 1986 is Dorsman zelfstandig vertaler. Naast Zuid-Afrikaanse poëzie heeft hij Caribische gedichten vertaald. Tijdens zijn studie liet een vriend hem Nederlandse poëzie lezen, waardoor de interesse in poëzie gewekt was. Vervolgens las hij Zuid-Afrikaanse anti-apartheidspoëzie, die hij vertaalde. Een studie Zuid-Afrikaans volgde Dorsman niet: zijn vertaalexpertise heeft hij zelf ontwikkeld, met behulp van goede woorden- en grammaticaboeken. Kennis van het Nederlands is uiteraard het belangrijkst, en taalgevoel kan volgens hem niet ontbreken aan een vertaler.
Binnen honderd jaar een dode taal
“Het Zuid-Afrikaans heeft een Nederlandse oorsprong maar is door de jaren heen ingrijpend veranderd, mede onder invloed van het Engels”, vertelt hij ernstig. “Dat maakt de vertaling van het Afrikaans moeilijk. De grammaticale structuur van de taal is Engels geworden en veel woorden zijn vertalingen uit het Engels. ‘Merkwaardig’ is een vertaling van ‘remarkable’. Je denkt dat er in het Nederlands ‘merkwaardig’ staat, maar er staat ‘opmerkelijk’.” In een gedicht van Antjie Krog vertaalde Dorsman ‘ek is 42 jaar oud’ als ‘ik ben 42’ en verderop ‘Jan Links van Kommagas’ als ‘Jan Links uit Kommagas’. “In het Engels zeg je: ‘I am 42 years old’ en ‘Jan Links from Kommagas’. ‘years old’ en ‘from’ worden in het Afrikaans letterlijk overgenomen. Neem de uitspraak: ‘Wens ek kon dit sien’ in het Afrikaans, een verafrikaansing van ‘Wish I could see it.’ Ik kan je verzekeren dat er nauwelijks een zin is in het Afrikaans die je één op één in het Nederlands kunt vertalen.”
De bevlogen Dorsman vindt het hard nodig dat het Afrikaans de Nederlandse invloed weer omarmt. Afrikaners lijken hun taal wel te beschermen: “De ‘ondergrondse’, ‘metro’, heet in Zuid-Afrika ‘moltrein’ en wat wij ‘computer’ noemen, is in het Afrikaans ‘rekenaar’. ‘To compute’ kun je vertalen als ‘rekenen’. Wat dat betreft zijn de Afrikaners Roomser dan de paus.” De Nederlandse belangstelling voor Zuid-Afrikaanse poëzie is gering, merkt hij op. Veel ouderen kennen de poëzie van Elisabeth Eybers en Breytenbach. Krog en Vlok Nel zijn inmiddels bekend en Naudé’s poëzie verdient meer lezers. De sleutel is, als je het Dorsman vraagt, “het herstel van de band tussen het Afrikaans en het Nederlands, hoe conservatief het ook klinkt. In de apartheidsjaren verordende de VN- een culturele boycot tegen Zuid-Afrika en sindsdien is het niet meer goed gekomen tussen de twee talen.”
“Het Afrikaans zou zich veel meer op het Nederlands en de Nederlandse letteren moeten richten. Gerrit Komrij waarschuwde er een aantal jaren geleden al voor voor dat het Afrikaans ten dode is opgeschreven als het met zijn rug naar het Nederlands toe blijft staan. Ik ben het roerend met hem eens. Ik vind het erg genoeg dat Vlok Nel, Krog en Naudé het Nederlands maar deels begrijpen. De culturele contacten tussen Zuid-Afrika en Nederland moeten worden aangehaald. Men zou bijvoorbeeld meer culturele uitwisselingen kunnen organiseren. Dat gebeurt al, maar lang niet genoeg.”
Dromen over Antjie Krogs gedichten
Momenteel werkt de vertaler aan gedichten van Charl-Pierre Naudé. Moeilijke poëzie, vindt hij het, want behoorlijk filosofisch. “Als ik Naudé een vraag over een woord mail, ontvang ik lappen tekst. Over één woord. Door die lappen begrijp ik goed hoe de woorden en betekenissen zich tot elkaar verhouden. Ook reageert Naudé tamelijk snel. Dat maakt het makkelijker.”
“Met Gert Vlok Nel had ik geen contact. Hij wilde dat ik zijn hele bundel vertaalde, maar hijzelf was het Nederlands onmachtig. Alles wat ik hem stuurde, vond hij mooi. Die bundel heb ik dus in mijn eentje vertaald, maar het was zwaar. Antjie Krog vindt het Nederlands een prachtige taal. Voor de vertalingen die Jan van der Haar en ik maken, heeft ze ondanks dat ze erg kritisch is alleen maar waardering. De samenwerking met Van der Haar is goed. Antjie is trouwens iemand die haar oorspronkelijke gedichten in het Afrikaans verandert op grond van onze vertaling. Zo ontstonden zelfs nieuwe gedichten, heeft ze ons wel eens verteld.” Op de vertaling van Krogs gedichten is Dorsman het meest trots. “Ik heb eens gedroomd dat ik tegenover een gezelschap zomaar het complete werk van Antjie uit mijn hoofd kon voordragen. Antjie is een oerdichter, een dichter die schrijft met haar oren, klankrijke poëzie dus. Ik vind haar de grootste Zuid-Afrikaanse dichter die er is.”
Het geitje dat een gekko moest zijn
Moet je argwanend zijn om Afrikaans te kunnen vertalen? Dorsman knikt uitbundig en haalt Martinus Nijhoff erbij. “‘Er staat niet wat er staat’. Je moet ontzettend achterdochtig zijn. Die eigenschap zit in me,” grapt hij, refererend aan zijn gereformeerde afkomst. “En het idee dat je het nooit goed doet.” Vertalen noemt hij “zeer inspannend. Tijdens het vertaalproces kan ik niet zonder koffie. Mijn kop moet leeg zijn en om me heen heb ik rust nodig. Pas wanneer dat zo is, lees ik de gedichten, schuif ze aan de kant en laat ze bezinken. Als ik denk dat ik weet wat er staat, ga ik vertalen. Daarna moet de argwaan opgeladen worden; de volgende dag kan ik aan de vertaling schaven. Als ik met Van der Haar vertaal, blijft geen leesteken onbesproken, alles moet verantwoord zijn. Dan gaat het gedicht terug naar de dichter en na een geslaagde vertaalpoging drinken we een glas rode wijn op de goede afloop.”
Domme vragen bestaan niet in het vertaalproces , vindt Dorsman. Maar domme fouten wel en iedere vertaler maakt ze, zeker als er sprake is van grote werkdruk. Dorsman brengt een hand voor zijn mond en rolt met zijn ogen. “Laatst maakte ik een grote blunder in een vertaling van een gedicht van Andries Samuel. In het origineel staat ‘geitjie’, wat ik vertaalde als ‘geitje’. ‘Geitjie’ is echter het Afrikaanse woord voor ‘gekko’. Een ‘geitje’ kan ook niet tegen de muur op lopen. Maar het was al te laat. Het gedicht stond al in een tijdschrift.”
Losgezongen gedichten zijn de beste gedichten
“Wat de poëzie in Zuid-Afrika bijzonder maakt, is dat de sensitiviteit van de poëzie van Krog, het persoonlijk-nostalgische van Vlok Nel en de filosofische inslag van Naudé naast elkaar bestaan. Daarnaast heb je het intellectueel-sensitieve van de gedichten van Breyten Breytenbach. Zijn poëzie vind ik van het eerste begin tot nu schitterend. Ik merk dat Krog, Vlok Nel en Naudé allemaal door Breytenbach beïnvloed zijn.” Volgens de kenner van Zuid-Afrikaanse literatuur en poëzie is er verder weinig sterke poëzie, behalve dan van Danie Marais. De poëzie in Zuid-Afrika zou in zichzelf gekeerd zijn in plaats van, zoals de gedichten van Breytenbach, op de wereld of ver daarbuiten georiënteerd . “Krog is ook een werelddichter en Naudé ontwikkelt zich tot werelddichter. Vlok Nels gedichten zijn dan weer provinciaals. Dat bedoel ik niet negatief, maar zijn werk is naar binnen gekeerd omdat het bijvoorbeeld jeugdherinneringen betreft.”
“Naudé is haast on-Zuid-Afrikaans, want hij is zó naar buiten gericht. Voor het imago van de Zuid-Afrikaanse poëzie is dat heilzaam. Hij heeft de potentie klassieke gedichten te schrijven, vanwege de onderwerpkeuze en de filosofische inslag, waaruit blijkt dat hij ontzettend belezen is”, meent de vertaler. Hij vertaalt vijf à zes gedichten van Naudé voor het festival, waaronder een volgens hem nu al klassiek gedicht over een man die de ontdekkingsreiziger David Livingstone ontmoette. (Engelse versie) “In een interview zei Naudé dat hij niet weet of hij het altijd met zijn gedichten eens is en dat hij met ze leeft, zolang ze hem maar niet bekeren tot hun standpunten. Dat vind ik tekenend. Gedichten die zijn losgezongen van de dichter zijn volgens mij de beste gedichten. Ik zou het voor Naudé fantastisch vinden als van hem een hele bundel vertaald werd.”
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère