Artikel
Ton Naaijkens: "Het gaat goed met de Duitse poëzie"
Zonder vertalers geen festival #2
25 februari 2014
In zijn ruime kantoor in een complex van de Universiteit van Utrecht staat opvallend weinig Duitse literatuur. Wat daar staat, is prachtig. Bijvoorbeeld, prominent in het zicht geplaatst op een kastje: Alle schepen kenteren, pas verschenen vertaalde poëzie van Ernst Meister. Ton Naaijkens is blij met die uitgave, onder meer omdat daarin ruimte was voor een toelichting en een nawoord. “Meister heb ik leren kennen in de jaren ’70. Het was een droom van me om eens een bundel van hem te vertalen.”
Vierentwintig jaren
De hoogleraar Duits wijst op een dikke pil in een kleine boekenkast, met op de rug Verzamelde Gedichten. Paul Celan is de auteur. “Paul Celan is de belangrijkste Duitse dichter wiens poëzie ik vertaald heb. Ik leerde zijn gedichten kennen in mijn studententijd, maar ik begreep er helemaal niets van. Het fascineerde mij. Ook alles wat hij was, zoals zijn manier van denken. Om hem beter te kunnen begrijpen heb ik zijn werk langzaamaan vertaald. Dat begon met een hoofdstuk voor mijn proefschrift. Vervolgens heb ik één bundel, Die Niemandsrose, vertaald en laten uitgeven, omdat ik vond dat Celan meer verdiende dan afzonderlijk vertaalde gedichten.” Het was de bedoeling daarna Celans gedichten uit te geven per vertaalde bundel, maar na vier uitgaven plus commentaren hield het op; uitgeverij Meulenhoff wilde alle gedichten uitgeven. “Het duurde vierentwintig jaar voordat de tweetalige uitgave van het verzamelde werk klaar was.”
De joodse Celan staat bekend als Holocaust-dichter. Volgens zijn Nederlandse vertaler is hij de belangrijkste dichter van de tweede helft van de voorgaande eeuw – Rilke is de belangrijkste van de eerste helft. “In zijn gedichten spreekt hij namens de omgekomen mensen in de Tweede Wereldoorlog, onder wie zijn ouders. Wat zijn poëzie ook belangrijk maakt is de vernieuwing; compacte gedichten met soms één woord per regel en bijzondere afbrekingen. Ik vind het steeds interessanter om over hem te lezen en hem te bestuderen.” Dat Naaijkens Celans gehele poëtische oeuvre mocht vertalen vond hij geweldig, al zijn veel van de gedichten volgens hem onvertaalbaar. “Dat is spannend: je kunt niet besluiten een bundel te vertalen en daarbij één gedicht achterwege laten omdat het onvertaalbaar zou zijn. Zijn bundels zijn composities en dat lees je sterker wanneer de gedichten bij elkaar staan.”
Duits is in trek
De interesse in opleidingen Duitse Letterkunde nam lange tijd af. Volgens Naaijkens, die verantwoordelijk is voor de opleiding Duitse Letterkunde in Utrecht, trekt de opleiding nu weer aan. “Ik geloof dat we het dieptepunt voorbij zijn. Dat komt door het tekort aan leraren Duits en door de toenemende waardering voor Duitsland. Bij de jongeren die Duits studeren leven geen vooroordelen over ‘moffen’, Berlijn staat bekend als een hippe stad en het land speelt een grote rol als het gaat om bijvoorbeeld morele, politieke en milieuzaken. Een eventueel nadeel voor ons is dat Duitsland een machtig economisch blok is geworden waar wij afhankelijk van zijn.”
Onlangs publiceerde literair tijdschrift Terras het Berlijn-nummer, waarin veel vertaald werk van (hedendaagse) Duitse dichters. Veel van die verrassende poëzie wordt uitgegeven door Kookbooks. Naaijkens knikt, enthousiast: “Het gaat goed met Duitsland en misschien daardoor ook met de Duitse poëzie. De manier waarop bepaalde Duitse dichters met taal experimenteren of problematiek proberen aan te kaarten, is eigenzinnig. Ik denk aan Daniel Falb, Ron Winkler, Uljana Wolf en Monika Rinck. Ook Ulf Stolterfoht, uitgegeven door Roughbooks, doet mooie dingen.”
In Duitsland verschijnt jaarlijks het Jahrbuch der Lyrik, een keuze uit poëzie van het voorgaande jaar. Onder andere deze jaarboeken neemt Naaijkens zorgvuldig door om van ontwikkelingen in Duitse poëzie op de hoogte te blijven. “Wanneer poëzie me aanspreekt, neem ik de beslissing om het te vertalen. Bijvoorbeeld als de poëzie een nieuwe manier van zeggen is, als de thematiek me bevalt of als het kwalitatief goed werk is. Thematiek als die van Celan: wat betekent de mens en wat de godheid na de Holocaust; wat betekent het dat ik na zo’n catastrofe nog gedichten schrijf? En de stilistische bril van sommige dichters spreekt me aan.”
“De vertaling moet winst hebben”
Dat Naaijkens vertaler van Duitse literatuur en poëzie is, is een toevalligheid. Hij studeerde Duitse Letterkunde omdat voor Nederlandse Letterkunde loting gold. Pas vanaf zijn scriptie richtte hij zich op literatuur en poëzie. Met Jan Gielkens startte hij een kleine uitgeverij waarmee ze Duitse poëzie publiceerden, voornamelijk eigen vertalingen. De eerste uitgave, Mooi drijvende wolkenbeesten, bestond uit vertaalde gedichten van Sarah Kirsch. Naaijkens studeerde af op DDR-dichter Erich Arendt. “Terwijl ik werkte aan mijn scriptie over zijn poëzie, vertaalde ik wat gedichten die we daarna publiceerden. Rond die tijd werd Arendt door Poetry International uitgenodigd. Hij was toen de nestor van de Duitse poëzie.” In de jaren ’80 werd Naaijkens vervolgens literair vertaler.
“Duitse gedichten lijken vaak gevaarlijk duidelijk. We kennen de taal. Achter die taal steekt echter een ideeën- of gevoelswereld en bij poëzie is het een kwestie van diep in die woorden duiken.” Voor Naaijkens is het verraderlijk duidelijke van Duitse poëzie de reden geweest om ooit zijn eerste gedicht – van Erich Arendt of Sarah Kirsch, dat weet hij niet meer zeker – te vertalen. “Als Nederlandse lezer van buitenlandse poëzie vind ik dat je altijd met Nederlandse taal in je hoofd blijft zitten. Tussen de eigen en de vreemde taal bestaat voor mijn gevoel altijd spanning en die wil ik productief maken door het vertalen. Dat komt neer op een exacte manier van lezen en vervolgens op het opnieuw vormgeven van wat je hebt gelezen.”
De vertaler Duits leest zich in, luistert naar voordrachten van de dichter en maakt meestal gauw een kladversie van de vertaling. “Daarin markeer ik wat ik niet kan oplossen en welke woorden of zinsdelen veranderd moeten. Dat laat ik op me inwerken, waarna ik de volgende versie maak. Er volgen zoveel versies als nodig is, maar ik moet het voelen wanneer de vertaling klaar is. Als ik het niet voel, is de vertaling niet goed.” Voor Naaijkens is het een ernstige zaak. Hij lijkt met iedere vertaling een leven in zijn hand te houden. “De vertaling moet voor mij winst hebben ten opzichte van het origineel. Het moet niet beter zijn, maar een eigenheid hebben in de nieuwe taal. De vertaling moet op zichzelf kunnen staan.”
De ‘5-Minuten-Notate’ van Elke Erb
“Vertalen is een uitdagende creatieve handeling die soms mislukt”, erkent Naaijkens. “De klankassonanties, die kunnen niet altijd adequaat vertaald worden, omdat de klank van het vertaalwoord niet overeen komt of omdat een bepaalde betekenis in de vertaling verdwijnt. De betekenis kan uiteraard dominanter zijn dan bijvoorbeeld assonantie. Woordspelingen gaan in een vertaling bijna altijd verloren. In die gevallen laat ik een vertaling achterwege. De beslissing om een gedicht wel of niet te vertalen hangt samen met de kennis over de dichter. Het is wezenlijk om een dichter te kennen, de stijl, toon, zelfs de ziel. Vaak is het leuk om met buitenlandse dichters over hun werk te praten. Elke Erb was heel behulpzaam toen ik haar poëzie voor Poetry vertaalde. En heel kritisch, natuurlijk.”
Erb kan geen Nederlands lezen, maar ze wilde de vertalingen van Naaijkens wel zien. Als inlezingsmateriaal gebruikte Naaijkens onder andere gedichten van Erb die Rosmarie Waldrop in het Engels had vertaald. Hij ging daarnaast op bezoek bij Erb en had vooral per email contact over de gedichten. Erb is zelf ook vertaler, wat het praten over haar gedichten en de vertaling ervan makkelijker maakte. “Ze let erg op klankovereenkomsten. Haar poëzie is een taalspel. Ze heeft gek werk gemaakt. Prozaïsche poëzie, gedichten met eigen commentaar erbij, gedichten met associaties die ze bij die gedichten kreeg.”
Prozagedichten zijn makkelijk vertaalbaar wat de vorm betreft. De vertaling van Erbs gedichten uit haar bundel Sonanz: 5-Minuten-Notate bleek juist moeilijk omdat de auteur volgens Naaijkens zelf op zoek lijkt te zijn naar wat ze bedoelt. Hij trekt er een verwonderd gezicht bij. “Zo’n vier jaar lang heeft zij zichzelf gedwongen dagelijks vijf minuten lang notities te maken, zonder te stoppen. Een aantal ervan heeft ze omgevormd tot… zeer wilde gedichten. Alsof iemand die bij een psychiater op de bank ligt vertelt wat er door hem of haar heen gaat. Af en toe is het onnavolgbaar. Toen ik haar tijdens onze ontmoeting vroeg hoe de gedichten in elkaar zitten, formuleerde ze het antwoord met dezelfde woorden als ze in het werk gebruikt.” Tot de vreugde van Naaijkens stuurde ze later de dagboeknotities waar verbindende dingen in staan. “Veel woorden heb ik alsnog letterlijk vertaald. Als er tafel of rots stond, vertaalde ik dat precies zo. Waarom het er staat, is niet volledig te peilen.”
Zonder vertalers geen Poetry International Festival. Zij zijn het die poëzie uit alle windrichtingen met vertalingen in het Nederlands én Engels wereldwijd toegankelijk maken. Om het belang van een goede vertaling te onderstrepen en tegelijk te laten zien hoe moeilijk vertalen eigenlijk is, daagt Poetry International ieder jaar liefhebbers uit zelf poëzie van festivaldichters te vertalen, in het kader van het vertaalproject Met andere woorden. Maar nu eerst het woord aan de professionele poëzievertaler.
Hoogleraar Duitse Letterkunde en Vertaalwetenschap Ton Naaijkens (1953) vertaalt regelmatig gedichten voor Poetry International. Op het Poetry International Festival 2013 vertaalde Naaijkens, die redacteur is van het tijdschrift voor wereldliteratuur Armada en vertaaltijdschrift Filter, gedichten van Elke Erb. Hij is ook de vertaler van Paul Celan: wat begon bij zijn proefschrift eindigde in de 'Verzamelde Gedichten', maar voordat die publicatie zo ver was, gingen meer dan twintig jaren voorbij.
Door Ruben HofmaIn zijn ruime kantoor in een complex van de Universiteit van Utrecht staat opvallend weinig Duitse literatuur. Wat daar staat, is prachtig. Bijvoorbeeld, prominent in het zicht geplaatst op een kastje: Alle schepen kenteren, pas verschenen vertaalde poëzie van Ernst Meister. Ton Naaijkens is blij met die uitgave, onder meer omdat daarin ruimte was voor een toelichting en een nawoord. “Meister heb ik leren kennen in de jaren ’70. Het was een droom van me om eens een bundel van hem te vertalen.”
Vierentwintig jaren
De hoogleraar Duits wijst op een dikke pil in een kleine boekenkast, met op de rug Verzamelde Gedichten. Paul Celan is de auteur. “Paul Celan is de belangrijkste Duitse dichter wiens poëzie ik vertaald heb. Ik leerde zijn gedichten kennen in mijn studententijd, maar ik begreep er helemaal niets van. Het fascineerde mij. Ook alles wat hij was, zoals zijn manier van denken. Om hem beter te kunnen begrijpen heb ik zijn werk langzaamaan vertaald. Dat begon met een hoofdstuk voor mijn proefschrift. Vervolgens heb ik één bundel, Die Niemandsrose, vertaald en laten uitgeven, omdat ik vond dat Celan meer verdiende dan afzonderlijk vertaalde gedichten.” Het was de bedoeling daarna Celans gedichten uit te geven per vertaalde bundel, maar na vier uitgaven plus commentaren hield het op; uitgeverij Meulenhoff wilde alle gedichten uitgeven. “Het duurde vierentwintig jaar voordat de tweetalige uitgave van het verzamelde werk klaar was.”
De joodse Celan staat bekend als Holocaust-dichter. Volgens zijn Nederlandse vertaler is hij de belangrijkste dichter van de tweede helft van de voorgaande eeuw – Rilke is de belangrijkste van de eerste helft. “In zijn gedichten spreekt hij namens de omgekomen mensen in de Tweede Wereldoorlog, onder wie zijn ouders. Wat zijn poëzie ook belangrijk maakt is de vernieuwing; compacte gedichten met soms één woord per regel en bijzondere afbrekingen. Ik vind het steeds interessanter om over hem te lezen en hem te bestuderen.” Dat Naaijkens Celans gehele poëtische oeuvre mocht vertalen vond hij geweldig, al zijn veel van de gedichten volgens hem onvertaalbaar. “Dat is spannend: je kunt niet besluiten een bundel te vertalen en daarbij één gedicht achterwege laten omdat het onvertaalbaar zou zijn. Zijn bundels zijn composities en dat lees je sterker wanneer de gedichten bij elkaar staan.”
Duits is in trek
De interesse in opleidingen Duitse Letterkunde nam lange tijd af. Volgens Naaijkens, die verantwoordelijk is voor de opleiding Duitse Letterkunde in Utrecht, trekt de opleiding nu weer aan. “Ik geloof dat we het dieptepunt voorbij zijn. Dat komt door het tekort aan leraren Duits en door de toenemende waardering voor Duitsland. Bij de jongeren die Duits studeren leven geen vooroordelen over ‘moffen’, Berlijn staat bekend als een hippe stad en het land speelt een grote rol als het gaat om bijvoorbeeld morele, politieke en milieuzaken. Een eventueel nadeel voor ons is dat Duitsland een machtig economisch blok is geworden waar wij afhankelijk van zijn.”
Onlangs publiceerde literair tijdschrift Terras het Berlijn-nummer, waarin veel vertaald werk van (hedendaagse) Duitse dichters. Veel van die verrassende poëzie wordt uitgegeven door Kookbooks. Naaijkens knikt, enthousiast: “Het gaat goed met Duitsland en misschien daardoor ook met de Duitse poëzie. De manier waarop bepaalde Duitse dichters met taal experimenteren of problematiek proberen aan te kaarten, is eigenzinnig. Ik denk aan Daniel Falb, Ron Winkler, Uljana Wolf en Monika Rinck. Ook Ulf Stolterfoht, uitgegeven door Roughbooks, doet mooie dingen.”
In Duitsland verschijnt jaarlijks het Jahrbuch der Lyrik, een keuze uit poëzie van het voorgaande jaar. Onder andere deze jaarboeken neemt Naaijkens zorgvuldig door om van ontwikkelingen in Duitse poëzie op de hoogte te blijven. “Wanneer poëzie me aanspreekt, neem ik de beslissing om het te vertalen. Bijvoorbeeld als de poëzie een nieuwe manier van zeggen is, als de thematiek me bevalt of als het kwalitatief goed werk is. Thematiek als die van Celan: wat betekent de mens en wat de godheid na de Holocaust; wat betekent het dat ik na zo’n catastrofe nog gedichten schrijf? En de stilistische bril van sommige dichters spreekt me aan.”
“De vertaling moet winst hebben”
Dat Naaijkens vertaler van Duitse literatuur en poëzie is, is een toevalligheid. Hij studeerde Duitse Letterkunde omdat voor Nederlandse Letterkunde loting gold. Pas vanaf zijn scriptie richtte hij zich op literatuur en poëzie. Met Jan Gielkens startte hij een kleine uitgeverij waarmee ze Duitse poëzie publiceerden, voornamelijk eigen vertalingen. De eerste uitgave, Mooi drijvende wolkenbeesten, bestond uit vertaalde gedichten van Sarah Kirsch. Naaijkens studeerde af op DDR-dichter Erich Arendt. “Terwijl ik werkte aan mijn scriptie over zijn poëzie, vertaalde ik wat gedichten die we daarna publiceerden. Rond die tijd werd Arendt door Poetry International uitgenodigd. Hij was toen de nestor van de Duitse poëzie.” In de jaren ’80 werd Naaijkens vervolgens literair vertaler.
“Duitse gedichten lijken vaak gevaarlijk duidelijk. We kennen de taal. Achter die taal steekt echter een ideeën- of gevoelswereld en bij poëzie is het een kwestie van diep in die woorden duiken.” Voor Naaijkens is het verraderlijk duidelijke van Duitse poëzie de reden geweest om ooit zijn eerste gedicht – van Erich Arendt of Sarah Kirsch, dat weet hij niet meer zeker – te vertalen. “Als Nederlandse lezer van buitenlandse poëzie vind ik dat je altijd met Nederlandse taal in je hoofd blijft zitten. Tussen de eigen en de vreemde taal bestaat voor mijn gevoel altijd spanning en die wil ik productief maken door het vertalen. Dat komt neer op een exacte manier van lezen en vervolgens op het opnieuw vormgeven van wat je hebt gelezen.”
De vertaler Duits leest zich in, luistert naar voordrachten van de dichter en maakt meestal gauw een kladversie van de vertaling. “Daarin markeer ik wat ik niet kan oplossen en welke woorden of zinsdelen veranderd moeten. Dat laat ik op me inwerken, waarna ik de volgende versie maak. Er volgen zoveel versies als nodig is, maar ik moet het voelen wanneer de vertaling klaar is. Als ik het niet voel, is de vertaling niet goed.” Voor Naaijkens is het een ernstige zaak. Hij lijkt met iedere vertaling een leven in zijn hand te houden. “De vertaling moet voor mij winst hebben ten opzichte van het origineel. Het moet niet beter zijn, maar een eigenheid hebben in de nieuwe taal. De vertaling moet op zichzelf kunnen staan.”
De ‘5-Minuten-Notate’ van Elke Erb
“Vertalen is een uitdagende creatieve handeling die soms mislukt”, erkent Naaijkens. “De klankassonanties, die kunnen niet altijd adequaat vertaald worden, omdat de klank van het vertaalwoord niet overeen komt of omdat een bepaalde betekenis in de vertaling verdwijnt. De betekenis kan uiteraard dominanter zijn dan bijvoorbeeld assonantie. Woordspelingen gaan in een vertaling bijna altijd verloren. In die gevallen laat ik een vertaling achterwege. De beslissing om een gedicht wel of niet te vertalen hangt samen met de kennis over de dichter. Het is wezenlijk om een dichter te kennen, de stijl, toon, zelfs de ziel. Vaak is het leuk om met buitenlandse dichters over hun werk te praten. Elke Erb was heel behulpzaam toen ik haar poëzie voor Poetry vertaalde. En heel kritisch, natuurlijk.”
Erb kan geen Nederlands lezen, maar ze wilde de vertalingen van Naaijkens wel zien. Als inlezingsmateriaal gebruikte Naaijkens onder andere gedichten van Erb die Rosmarie Waldrop in het Engels had vertaald. Hij ging daarnaast op bezoek bij Erb en had vooral per email contact over de gedichten. Erb is zelf ook vertaler, wat het praten over haar gedichten en de vertaling ervan makkelijker maakte. “Ze let erg op klankovereenkomsten. Haar poëzie is een taalspel. Ze heeft gek werk gemaakt. Prozaïsche poëzie, gedichten met eigen commentaar erbij, gedichten met associaties die ze bij die gedichten kreeg.”
Prozagedichten zijn makkelijk vertaalbaar wat de vorm betreft. De vertaling van Erbs gedichten uit haar bundel Sonanz: 5-Minuten-Notate bleek juist moeilijk omdat de auteur volgens Naaijkens zelf op zoek lijkt te zijn naar wat ze bedoelt. Hij trekt er een verwonderd gezicht bij. “Zo’n vier jaar lang heeft zij zichzelf gedwongen dagelijks vijf minuten lang notities te maken, zonder te stoppen. Een aantal ervan heeft ze omgevormd tot… zeer wilde gedichten. Alsof iemand die bij een psychiater op de bank ligt vertelt wat er door hem of haar heen gaat. Af en toe is het onnavolgbaar. Toen ik haar tijdens onze ontmoeting vroeg hoe de gedichten in elkaar zitten, formuleerde ze het antwoord met dezelfde woorden als ze in het werk gebruikt.” Tot de vreugde van Naaijkens stuurde ze later de dagboeknotities waar verbindende dingen in staan. “Veel woorden heb ik alsnog letterlijk vertaald. Als er tafel of rots stond, vertaalde ik dat precies zo. Waarom het er staat, is niet volledig te peilen.”
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère