Artikel
Poëziegeschenk: K. Schippers
23 januari 2014
Schippers weet te ontroeren zonder ook maar ergens sentimenteel te worden wanneer hij zich zijn moeder herinnert. Iemand kust hem, raakt hem aan en hij bedenkt wanneer de rug van de moeder voor het laatst is gestreeld. Ze talmt bij het weggaan in de hoop dat iets haar mooier maakte. Ik kan niet over K. Schippers schrijven zonder hem te parafraseren. De moeder wordt ‘deels in/ mij bemind’. Het is opnieuw licht uitgedrukt, maar ergens zit daar de kern. Als je het bad aanzet kun je een aantal dingen doen, koffiezetten, je vulpen vullen of de balkondeuren opendoen. Die dingen geschieden dan in ‘de tijd van een ander’. Het gaat om ‘het onverbondende van de dingen’. Die liggen zomaar naast elkaar:
blad valt naast bank
naast tuinslang
alleen door ons kijken
samenhang
de dingen hebben geen samenhang
t.o.v. elkaar
tussen hen in gaapt het
van de afgronden.
En die afgronden zijn glad: “les profondes sont lisses” zoals de Marseillaanse dichter Éric Giraud het formuleerde. Het werk van Schippers verliest zich niet in afgronden maar toont de dingen, het goochelt ze te voorschijn. Wat doe je met de was op reis? Bewaar je die voor thuis of was je die in de hotelkamer? Ik ken een kamer in Parijs waar je helemaal niet mag koken of kan ontbijten, maar waar in het logboek een tekeningetje staat hoe je een ei op de veer van de waterkoker kan leggen zodat het apparaat niet uitschiet als het water kookt. Was getekend: K. Schippers was here.
Dat er een poëziegeschenk van K. Schippers is verschenen, is geen gewone zaak. Jarenlang zweeg hij als dichter. Of eigenlijk zweeg hij helemaal niet, in romans en essays en verhalen doken telkens dichterlijke frasen op. Hij laat iemand patent opnemen op de taal en alle woorden die in het Engels en Nederlands hetzelfde geschreven zijn verzamelen, in de roman Zilah. Piet Mondriaan danst de boogiewoogie in de beslotenheid van zijn eigen kamer, in een van Schippers zijn essays. Hij laat een driejarig kind de wereld bestuderen met de precisie van een ontledende wetenschapper, vanaf de dag van diens geboorte, de kleuren, de wonderlijke koppen boven zijn wieg, in Eerste indrukken, mémoires van een driejarige. Hij gaat in Brussel een tweede keer naar een film, Down by law van Jim Jarmusch, om niet meer op het verhaal te hoeven letten maar alleen nog maar naar het licht in de film te kijken, het zwart-wit. Hij laat een schoenmaker de omtrek van een voet aftekenen en uitknippen op een kunstwerk van Kurt Schwitters, in Holland Dada. Ik zou zo met liefde talloze pagina’s lang kunnen doorgaan met werken van hem aanhalen: in ieder boek van hem zit poëzie. En dat maakte dat hij lange tijd, van de verzamelbundel Een leeuwerik boven een weiland (1980) tot Tellen en wegen (2010) heeft gezwegen. Dertig jaar lang. Gewoon gedichten publiceren, dat vond hij eigenlijk niets meer. Poëzie als poëzie werd hem teveel. Hij moest ook niet al teveel van de dichtwereld hebben, ging liever op reis, de wandelgangen van Marcel Duchamp na, of naar het theater of naar de film. Uitgebreid sprak hij over Monsieur Hulot van Jacques Tati, een figuur die alleszins met zijn werk te maken had, na de vertoning van Playtime, een geweldige film. En hij hoefde maar de straat op te lopen, of iemand had een knaapje tegen de schouders geplakt. Dus waarom nog dichten?
K. Schippers begon als dichter, en dat is veelzeggend. Hij begon als dichter en redacteur van het tijdschrift Barbarber, dat hij samen met G. Brands en Bernlef maakte. In zijn eerste bundel De waarheid als de koe (1963) staan gedichten die hij in de schoolbanken heeft geschreven, bij zijn eerste verliefdheid, zoals ‘Jij hebt de dingen niet nodig om te kunnen zien / de dingen hebben jou nodig om gezien te kunnen worden’ en de beroemde regel ‘Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is.’ Erg fraai is Verplaatste tafels (1969), een langwerpige bundel met optelsommen van auto’s, afbeeldingen, woorden in verschillende talen. ‘Reportages, research, vaudeville’ is de ondertitel van de dichtbundel. Na een foto van een houten olifant en een van een blok kwam er een foto getiteld ‘olifant achter blok’, dus alleen van een blok. Maar wel met een olifant erachter, dat moet je van hem aannemen, dat kon niet anders. In de bundel, die onlangs door Kim Andringa en Jean-Michel Espitallier integraal in het Frans werd vertaald, staat een gedicht dat zodra ik de kans krijg meteen op een schoolbord voor een groep studenten schrijf:
Twee woorden
Vier woorden
Het eerste is de titel, die bestaat uit twee woorden. En met de rest erbij bestaat het hele gedicht uit vier woorden. Het is een puntgaaf gedicht, rekenkundig helemaal juist, en leraren hebben graag dat de dingen kloppen, zeker als schoolvoorbeeld. Volgens mij kan zelfs Jacques Roubaud niet tippen aan dit voorbeeld van totale rekenkundige juistheid.
K. Schippers is toch weer gaan dichten, gelukkig. Met dit loflied geef ik misschien de indruk dat hij als vanzelf schrijft en alles hem makkelijk afgaat. Mogelijk is dat een indruk die hij graag in stand houdt, hij houdt niet van moeilijk doen over de dingen. Maar ondertussen is hij een ongelooflijk harde werker met een geweldig geheugen en een constante scherpte, iemand die weinig van de dingen ontgaat. K. Schippers. Buiten beeld. Stichting CPNB / Poetry International. 16 blz. 2014.
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online. Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Over de bundel Tellen en wegen schreef ik voor De Groene Amsterdammer dit artikel. Over het reisboek De bruid van Duchamp dit artikel.
www.poezieweek.com
Het poëziegeschenk is dit jaar geschreven door K. Schippers en heet Buiten beeld. Het boekje bevat tien gedichten. Het is inmiddels een aardige traditie, die boekjes, Gerrit Kouwenaar publiceerde zijn laatste werk in de reeks en er verschenen boekjes van onder meer Eva Gerlach en Toon Tellegen. Tien gedichten en daar moet je het dan mee doen. Bij K. Schippers past dat goed. Hij roept in het gedicht ‘Zwart’ op zijn gedichten niet te lezen maar te bekijken, zoals niet anders kan in het gedicht ernaast, ‘De stand van moedervlekken aan de hemel’, dat bestaat uit punten op verschillende plekken op de pagina. ‘Bekijk ze/ als een vijfjarig kind/ dat nog nooit/ iets gelezen heeft,’ schrijft de dichter en daarmee heeft hij het over letters: ‘Staketsels en rondingen,/ meer niet’. Kijk ‘heel even alleen maar’ naar ‘het zwart’ van de letters, denk niet aan hun betekenis. Die fundamentele speelsheid is K. Schippers ten voeten uit, zondagskind in de literatuur, goochelaarszoon. Als een beeldend kunstenaar kijkt hij naar de dingen. Robert Anker schreef in zijn zomerdagboek Innerlijke vaart hoe hij met hem door Londen wandelde: er liep een man voor hun die het knaapje (oftewel een kleerhanger) was vergeten uit zijn jas te halen voor hij die aantrok. Zoiets gebeurt alleen met K. Schippers naast je.
Een mooi gedicht heet ‘papieren zakdoekjes’ en gaat zoals altijd in Schippers’ werk eigenlijk maar bij uitstek in deze kleine bundel over voorwerpen die niets met elkaar te maken hebben. Doordat die voorwerpen allemaal op tafel liggen en in een zin ondergebracht zijn, zijn ze er ondertussen wel. Een trechter naast een telefoon. Een zware theepot die lichter wordt naarmate je uitschenkt. Een adres geschreven op een papiertje of een zakdoekje dat wegwaait op de wind. Terloops, en toch schijnbaar terloops: Schippers sprak ooit over ‘een leuke schijn van eenheid’ die je krijgt als je dingen in je oeuvre herhaalt. Het gaat om die lichtheid. Opgezette literaire constructies zijn hem wezenlijk vreemd.Schippers weet te ontroeren zonder ook maar ergens sentimenteel te worden wanneer hij zich zijn moeder herinnert. Iemand kust hem, raakt hem aan en hij bedenkt wanneer de rug van de moeder voor het laatst is gestreeld. Ze talmt bij het weggaan in de hoop dat iets haar mooier maakte. Ik kan niet over K. Schippers schrijven zonder hem te parafraseren. De moeder wordt ‘deels in/ mij bemind’. Het is opnieuw licht uitgedrukt, maar ergens zit daar de kern. Als je het bad aanzet kun je een aantal dingen doen, koffiezetten, je vulpen vullen of de balkondeuren opendoen. Die dingen geschieden dan in ‘de tijd van een ander’. Het gaat om ‘het onverbondende van de dingen’. Die liggen zomaar naast elkaar:
blad valt naast bank
naast tuinslang
alleen door ons kijken
samenhang
de dingen hebben geen samenhang
t.o.v. elkaar
tussen hen in gaapt het
van de afgronden.
En die afgronden zijn glad: “les profondes sont lisses” zoals de Marseillaanse dichter Éric Giraud het formuleerde. Het werk van Schippers verliest zich niet in afgronden maar toont de dingen, het goochelt ze te voorschijn. Wat doe je met de was op reis? Bewaar je die voor thuis of was je die in de hotelkamer? Ik ken een kamer in Parijs waar je helemaal niet mag koken of kan ontbijten, maar waar in het logboek een tekeningetje staat hoe je een ei op de veer van de waterkoker kan leggen zodat het apparaat niet uitschiet als het water kookt. Was getekend: K. Schippers was here.
Dat er een poëziegeschenk van K. Schippers is verschenen, is geen gewone zaak. Jarenlang zweeg hij als dichter. Of eigenlijk zweeg hij helemaal niet, in romans en essays en verhalen doken telkens dichterlijke frasen op. Hij laat iemand patent opnemen op de taal en alle woorden die in het Engels en Nederlands hetzelfde geschreven zijn verzamelen, in de roman Zilah. Piet Mondriaan danst de boogiewoogie in de beslotenheid van zijn eigen kamer, in een van Schippers zijn essays. Hij laat een driejarig kind de wereld bestuderen met de precisie van een ontledende wetenschapper, vanaf de dag van diens geboorte, de kleuren, de wonderlijke koppen boven zijn wieg, in Eerste indrukken, mémoires van een driejarige. Hij gaat in Brussel een tweede keer naar een film, Down by law van Jim Jarmusch, om niet meer op het verhaal te hoeven letten maar alleen nog maar naar het licht in de film te kijken, het zwart-wit. Hij laat een schoenmaker de omtrek van een voet aftekenen en uitknippen op een kunstwerk van Kurt Schwitters, in Holland Dada. Ik zou zo met liefde talloze pagina’s lang kunnen doorgaan met werken van hem aanhalen: in ieder boek van hem zit poëzie. En dat maakte dat hij lange tijd, van de verzamelbundel Een leeuwerik boven een weiland (1980) tot Tellen en wegen (2010) heeft gezwegen. Dertig jaar lang. Gewoon gedichten publiceren, dat vond hij eigenlijk niets meer. Poëzie als poëzie werd hem teveel. Hij moest ook niet al teveel van de dichtwereld hebben, ging liever op reis, de wandelgangen van Marcel Duchamp na, of naar het theater of naar de film. Uitgebreid sprak hij over Monsieur Hulot van Jacques Tati, een figuur die alleszins met zijn werk te maken had, na de vertoning van Playtime, een geweldige film. En hij hoefde maar de straat op te lopen, of iemand had een knaapje tegen de schouders geplakt. Dus waarom nog dichten?
K. Schippers begon als dichter, en dat is veelzeggend. Hij begon als dichter en redacteur van het tijdschrift Barbarber, dat hij samen met G. Brands en Bernlef maakte. In zijn eerste bundel De waarheid als de koe (1963) staan gedichten die hij in de schoolbanken heeft geschreven, bij zijn eerste verliefdheid, zoals ‘Jij hebt de dingen niet nodig om te kunnen zien / de dingen hebben jou nodig om gezien te kunnen worden’ en de beroemde regel ‘Als je goed om je heen kijkt, zie je dat alles gekleurd is.’ Erg fraai is Verplaatste tafels (1969), een langwerpige bundel met optelsommen van auto’s, afbeeldingen, woorden in verschillende talen. ‘Reportages, research, vaudeville’ is de ondertitel van de dichtbundel. Na een foto van een houten olifant en een van een blok kwam er een foto getiteld ‘olifant achter blok’, dus alleen van een blok. Maar wel met een olifant erachter, dat moet je van hem aannemen, dat kon niet anders. In de bundel, die onlangs door Kim Andringa en Jean-Michel Espitallier integraal in het Frans werd vertaald, staat een gedicht dat zodra ik de kans krijg meteen op een schoolbord voor een groep studenten schrijf:
Twee woorden
Vier woorden
Het eerste is de titel, die bestaat uit twee woorden. En met de rest erbij bestaat het hele gedicht uit vier woorden. Het is een puntgaaf gedicht, rekenkundig helemaal juist, en leraren hebben graag dat de dingen kloppen, zeker als schoolvoorbeeld. Volgens mij kan zelfs Jacques Roubaud niet tippen aan dit voorbeeld van totale rekenkundige juistheid.
K. Schippers is toch weer gaan dichten, gelukkig. Met dit loflied geef ik misschien de indruk dat hij als vanzelf schrijft en alles hem makkelijk afgaat. Mogelijk is dat een indruk die hij graag in stand houdt, hij houdt niet van moeilijk doen over de dingen. Maar ondertussen is hij een ongelooflijk harde werker met een geweldig geheugen en een constante scherpte, iemand die weinig van de dingen ontgaat. K. Schippers. Buiten beeld. Stichting CPNB / Poetry International. 16 blz. 2014.
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online. Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Over de bundel Tellen en wegen schreef ik voor De Groene Amsterdammer dit artikel. Over het reisboek De bruid van Duchamp dit artikel.
www.poezieweek.com
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère