Poetry International Poetry International
Artikel

C. Buddingh'-Prijs 2013 - Juryrapport

20 juni 2013
Dat het slecht gaat met de poëzie, dat de aanbiedingen van de gerenommeerde uitgevershuizen opvallend minder poëzie bevatten, dat de uitgevers veel terughoudender zijn met poëziedebuten. Het zal allemaal wel, maar de jury van de C. Buddingh’-prijs 2013 kreeg toch maar eventjes de bundels van zesentwintig debutanten te lezen – voorwaar niet zo weinig. Wat wel opvalt, is dat de toonaangevende uitgevers inderdaad voorzichtig lijken te zijn met poëziedebuten, wat dan weer kansen biedt aan kleine en jonge uitgeverijen die met veel enthousiasme en vaak met succes het gat proberen te dichten dat op die manier valt. Ook dit jaar zaten er tussen de ingestuurde boeken boeiende publicaties van dit soort uitgeverijen, die voor hun liefde voor de poëzie en hun inzet voor een gediversifieerd poëtisch landschap niet voldoende geroemd kunnen worden. Uitgeverij Voetnoot stuurde een interessante bundel in en ook bij het nieuwe huis Marmer verschenen twee opvallende eerste bundels. Die tendens verheugt de jury, maar ze hoopt niettemin dat ook de grote uitgeverijen, die vanouds veel belang hechtten aan hun poëziefonds, wars van elke commerciële logica moedig willen blijven doorgaan met het publiceren van poëzie en blijvend zullen durven inzetten op kwalitatief hoogstaande poëziedebuten.
Dat het goed gaat met de poëzie, dat de aanbiedingen van de gerenommeerde uitgevershuizen nog steeds poëzie bevatten, dat de uitgevers nog altijd poëziedebuten publiceren: niet minder dan zesentwintig dit jaar dus. Een eerste bedenking die de jury daarbij moet maken: voor sommige dichters lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Zij dichten los van elk besef van vernieuwing en poëtische en poëticale evolutie en maken een soort negentiende-eeuwse belijdenispoëzie, vaak ergerlijk vormvast, technisch onvolkomen of gestuurd door vormdwang, of ze schrijven een in regels verkapt proza waarbij de urgentie van de poëtische vorm en het gebruik van de dichterlijke middelen ontbreken. Plusminus tien van de ingezonden bundels vallen als dusdanig te catalogiseren. De dichters van deze verzen vinden hun thematiek vooral in het intermenselijk verkeer en de stagnerende momenten daarbij, vaak zijn het mijmeringen, tranerige gevoelsuitstortingen die op onverwerkt verdriet lijken, wat soms leidt tot tenen krommen en plaatsvervangende schaamte over zoveel verbaal exhibitionisme. Uiteraard levert de combinatie van een traditionele zegging met een traditionele thematiek – leven, liefde, dood, dichtkunst – niet altijd conventionele poëzie op. Een echte uitschieter in deze categorie vond de jury de bundel Wat geen teken is maar leeft van Michiel van Kempen. Hij doet zowat alles wat de hedendaagse poëziepolitie verbiedt, maar hij doet dat met stijl. Met veel beheersing van de traditionele poëtische middelen, vaak subtiel spelend met het binnenrijm durft deze dichter het aan om de grote gevoelens te verwoorden, waarmee hij de lezer niet zelden bij de keel weet te grijpen. Van Kempen schreef een ontroerende, hopeloos romantische bundel gedichten, die de tijd nemen om zich te preciseren tot een doorleefd beeld van menselijk verlangen en onvermogen.

Daarnaast valt een categorie bundels te signaleren die de jury graag onder de noemer ‘sympathieke gekte’, ‘weemoed met een snufje absurditeit’ of ook wel ‘absurditeit met een snufje weemoed’ zou willen plaatsen. In deze groep viel Saskia van den Heuvel op met haar bundel Misschien gebeurt er vandaag iets. Haar toegankelijke, verhalende poëzie vol soepele, laconieke wendingen dwingt respect af, zeker in de eerste cyclus, waarin ze het leven van een vrouw van om en bij de dertig schetst, die een beetje neurotisch wordt van haar werkomgeving en de verwachtingen waaraan ze moet voldoen. Het levert grappige, milde kritiek op onze huidige maatschappij op. Waar de toon aanvankelijk fris aandoet, verdwijnt het verrassingselement evenwel naarmate je verder met de lectuur van de bundel komt. Niettemin is Van den Heuvel een dichteres om in de gaten te houden. Charlotte Mutsaers trof door de ferme toon van haar geestige, soms onnavolgbare en wel eens het begrip te boven gaande verontwaardiging in telegramstijl. Haar bundel Dooier op drift bevat observaties en prettig gestoorde verhaaltjes, bedrieglijk luchtige gedichten met diepgang en pennenproeven, en altijd bedient de dichteres zich van ontwapenende taalgrapjes. Dooier op drift is nu eens boos, dan weer hilarisch, steeds verrassend en op een speelse manier serieus. Ook Freda Kamphuis maakte een opvallende, bijzonder eclectische bundel vol leukigheidjes en experimenten in diverse vormen: Gvdku. Van haiku’s over visuele poëzie tot prozagedichten – vooral de materialiteit van de taal wordt hier uitgebuit, wat een aantal aardige resultaten oplevert, maar een weinig consistente bundel van wisselende kwaliteit.

Iris Brunia – Laten we mijn lichaam delen
Uitgeverij De Harmonie

De jury waardeert de uitdrukkelijk eigenzinnige invulling die deze dichters geven aan de poëzie. Hun debuut getuigt van kennis van zaken, technisch vermogen, een overwogen visie op poëzie en van een eigen stem. Dat geldt in het bijzonder voor de vier dichters die de jury nomineerde. Hoe verschillend hun poëzie onderling ook is, elk van hen heeft een uniek geluid en schreef poëzie van een constante kwaliteit. Iris Brunia heeft met Laten we mijn lichaam delen een behoedzame bundel geschreven waarin de mogelijkheden van verbondenheid worden afgetast. De evenwichtige vermenging van concrete details uit het dagelijkse leven en de overdrachtelijke stemmingsbeelden trof de jury. De bundel geeft blijk van een sterk gevoel voor ‘het juiste woord’ en munt uit in trefzekere formuleringen, terwijl de losheid van de vorm van deze uitwaaierende gedichten goed aansluit bij het verkennende karakter van deze hedendaagse liefdespoëzie. De consequente focus op de door haar behandelde thematiek is een grote troef, maar vormt tegelijk ook Brunia’s beperking. Alleszins is de jury erg benieuwd naar wat deze dichteres nog meer in haar mars heeft.

Bernke Klein Zandvoort - Uitzicht is een afstand die zich omkeert
Uitgeverij Querido

Met Uitzicht is een afstand die zich omkeert schreef Bernke Klein Zandvoort een bundel vol indringende beelden die dankzij de licht surrealistische stijl die ze daarvoor hanteert vaak de potentie bezitten om je anders naar de wereld te laten kijken. Observatie staat centraal in deze gedichten en met veel gevoel voor dramatiek beeldt de dichteres de analogieën uit tussen wat waargenomen wordt en de gedachtesprongen die zich daarbij voordoen. Ook in deze bundel leidt een haast obsessieve focus tot een zeer consistente, misschien zelfs een ietsje te rigide werkwijze, waardoor een zekere monotonie ontstaat. Overigens wil de jury, pedant als ze is, de redacteur – als die er al was – van deze geweldige bundel even op de vingers tikken. De dt-fout en een aantal ongrammaticale of onlogische constructies hadden bij een grondige revisie zeker vermeden kunnen worden. Los daarvan is de jury ervan overtuigd dat met deze bundel een dichteres gelanceerd is die nog hoge ogen zal gooien.

Henk Ester – Bijgeluiden
Uitgeverij De Arbeiderspers

Henk Ester schreef met Bijgeluiden een doorwrochte bundel. Negentien reeksen van elk vijf gedichten – en al ontbreekt er wel eens eentje, de nummering gaat stug door. Er worden objectief klinkende, maar ontregelende vragen gesteld zoals ‘Hoe zouden kiezelwieren zweven als kevers over de wateren?’ of ‘Kan een vers zich snijden aan gras?’ die van een rijke verbeelding en een grote poëtische kracht getuigen. In deze zeldzaam hecht gecomponeerde bundel, waarin motieven terugkeren en muziek niet alleen als thema, maar ook in het taalgebruik aanwezig is, worden kleine problemen met een filosofische draagwijdte behandeld, en altijd wordt de vraag gesteld: en wat met de poëzie? Bijgeluiden is een ernstige bundel, met een opmerkelijk gebrek aan flauwiteiten, wat hem voor sommigen misschien wat al te cerebraal maakt.

Kira Wuck - Finse meisjes
Uitgeverij Podium

Kira Wuck is een fenomeen. Finse meisjes, nu al derde druk, is een krachtig en overtuigend debuut. De gedichten blinken uit door de grote stelligheid en de cadans waarmee onbestemdheden worden geformuleerd, en door de vaart waarmee ze op hun altijd verrassende slotregel afstevenen. De beelden hebben, hoe helder en vanzelfsprekend ook, steeds een surreële toets. De jury bewondert de stoere taal en de plezierige ongerijmdheid van haar verontrustende gedichten die nergens gemaakt gek klinken. Wuck maakt daarmee een prettig leesbare, maar vlijmscherpe analyse van de menselijke soort.


En de winnaar is…

De prijs gaat naar een bundel waarvan de jury vond dat daarin vanaf een grotere hoogte dan die van het persoonlijke belang naar de wereld gekeken wordt. Een bundel die getuigt van een
hechte compositie, terwijl het verrassingselement niet wordt uitgesloten doordat de vorm van elk gedicht gedicteerd wordt door het gedicht zelf zodat er een afwisselend en avontuurlijk geheel ontstaat. Het is een bundel die veel vraagt van zijn lezers – culturele achtergrond, kennis, geduld, een filosofische houding, gevoeligheid voor het niet voor de hand liggende beeld, maar ook uithoudingsvermogen, want het is naar poëzienormen is een dik boek. Een bundel waarin een rotsblok in de Franse Alpen hetzelfde intrinsieke gewicht heeft als een compositie van Liszt, een mug, een snelweg, een kerk die rijp is voor de sloop, of, ten slotte, ‘dagzomende koralen’.

De jury koos voor Bijgeluiden van Henk Ester, omdat daarin op een uiterst persoonlijke manier het buitenpersoonlijke beschouwd wordt tijdens een weergaloze poëtische rondgang door de wereld. Wie zich met Ester op pad waagt, ontdekt hoe geestverruimend poëzie kan zijn.

De jury,
Anneke Brassinga
Karol Lesman
Carl De Strycker
Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère