Artikel
Menno Wigman over Ilya Kaminsky
Berichten uit de dovenrepubliek
31 mei 2013
’s Nachts op mijn hotelkamer las ik ‘De dovenrepubliek’ opnieuw en drong pas goed tot me door dat ik die avond naar een uitzonderlijk begaafde dichter had mogen luisteren. Hoewel de in Rusland geboren Kaminsky al twintig jaar in de Verenigde Staten woont, figureren in zijn poëzie vaak dichters als Anna Achmatova, Marina Tvetajeva en Joseph Brodsky. ‘Musica Humana’, het gedicht dat Kaminsky tijdens Poetry International zal voordragen, is een lange, licht hallucinatorische treurzang voor Osip Mandelstam en zijn beroemde weduwe Nadjezjda. Het is een wonderlijk en buitengewoon intelligent gedicht, waarin Kaminsky luchthartig met de levensfeiten van de Mandelstams omgaat. Zoals bekend leefden Mandelstam en zijn vrouw in de Sovjet- Unie als opgejaagde dieren nadat de dichter zich met een hekeldicht op Stalin de woede van de dictator op de hals had gehaald. Uit angst voor huiszoekingen leerde Nadjezjda Mandelstam al zijn gedichten uit het hoofd. Tegen het eind van haar leven publiceerde Nadjezjda haar indrukwekkende memoires die over de hele wereld gelezen werden. Veel van de voorvallen die Kaminsky in ‘Musica Humana’ beschrijft zijn aan dat boek ontleend, zij het dat hij er soms een wonderlijke draai aan geeft. Ook in de slotregels van ‘Musica Humana’ neemt Kaminksy het niet heel nauw met Mandelstam. Letterlijk schreef Mandelstam: ‘In Petersburg zullen we weer samenkomen / alsof we de zon daar hadden begraven.’ Ik ben zo vrij geweest in mijn vertaling iets van de schoonheid van die regels te behouden.
‘Musica Humana’ mag dan een treurzang voor Osip Mandelstam zijn, het gedicht valt vooral op door het poëtische lef en de robuuste verbeeldingskracht van Kaminsky. Hij barst hier en daar zelfs uit in regelrechte lyriek: ‘Ik heb liefgehad, ja. Waste mijn handen. Sprak / van trouw aan de aarde. Nu telt de dood, / een gewiekste minnaar, mijn vingers.’
Het lijkt me sterk dat deze volbloed dichter de zaal in Rotterdam niet opnieuw tot tranen zal roeren.
Toen Ilya Kaminsky in 2010 tijdens de International Poetry Nights in Maastricht had voorgedragen, was de presentatrice van de avond na afloop in tranen. Ook mij had zijn voordracht van ‘De dovenrepubliek’ flink bij de keel gegrepen.
Was zijn poëzie zo ontroerend? Zeker. Maar er was meer. Op het podium stond een boomlange dichter van amper 33 die zich met handen en voeten aan zijn dichtregels leek vast te klampen. Hij reciteerde op de bezwerende manier van Joseph Brodsky, met steeds hogere uithalen, maar anders dan Brodsky reciteerde hij niet ‘als een cirkelzaag’ maar met horten en stoten, soms amper uit zijn woorden komend. Het lange gedicht dat Kaminsky voordroeg heette ‘De dovenrepubliek’ en gaandeweg werd mij duidelijk dat de dichter hardhorend was.’s Nachts op mijn hotelkamer las ik ‘De dovenrepubliek’ opnieuw en drong pas goed tot me door dat ik die avond naar een uitzonderlijk begaafde dichter had mogen luisteren. Hoewel de in Rusland geboren Kaminsky al twintig jaar in de Verenigde Staten woont, figureren in zijn poëzie vaak dichters als Anna Achmatova, Marina Tvetajeva en Joseph Brodsky. ‘Musica Humana’, het gedicht dat Kaminsky tijdens Poetry International zal voordragen, is een lange, licht hallucinatorische treurzang voor Osip Mandelstam en zijn beroemde weduwe Nadjezjda. Het is een wonderlijk en buitengewoon intelligent gedicht, waarin Kaminsky luchthartig met de levensfeiten van de Mandelstams omgaat. Zoals bekend leefden Mandelstam en zijn vrouw in de Sovjet- Unie als opgejaagde dieren nadat de dichter zich met een hekeldicht op Stalin de woede van de dictator op de hals had gehaald. Uit angst voor huiszoekingen leerde Nadjezjda Mandelstam al zijn gedichten uit het hoofd. Tegen het eind van haar leven publiceerde Nadjezjda haar indrukwekkende memoires die over de hele wereld gelezen werden. Veel van de voorvallen die Kaminsky in ‘Musica Humana’ beschrijft zijn aan dat boek ontleend, zij het dat hij er soms een wonderlijke draai aan geeft. Ook in de slotregels van ‘Musica Humana’ neemt Kaminksy het niet heel nauw met Mandelstam. Letterlijk schreef Mandelstam: ‘In Petersburg zullen we weer samenkomen / alsof we de zon daar hadden begraven.’ Ik ben zo vrij geweest in mijn vertaling iets van de schoonheid van die regels te behouden.
‘Musica Humana’ mag dan een treurzang voor Osip Mandelstam zijn, het gedicht valt vooral op door het poëtische lef en de robuuste verbeeldingskracht van Kaminsky. Hij barst hier en daar zelfs uit in regelrechte lyriek: ‘Ik heb liefgehad, ja. Waste mijn handen. Sprak / van trouw aan de aarde. Nu telt de dood, / een gewiekste minnaar, mijn vingers.’
Het lijkt me sterk dat deze volbloed dichter de zaal in Rotterdam niet opnieuw tot tranen zal roeren.
© Menno Wigman
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère