Artikel
Kalm landschap: Su Dongpo
7 maart 2013
Niet iedereen houdt van klassieke Chinese poëzie. Als ik denk aan het gedicht ‘Chinees behang’ van Zbigniew Herbert, vermoed ik dat hij er niets van moest hebben. Hij vervloekt de eeuwige herhaling van het eiland met de vulkaan, de visser en het riet, een pagode, omhelzende geliefden en maan: ‘het wordt eindeloos herhaald, met een hardnekkige, geesteloze precisie – vulkaan, geliefden, maan. / Erger kan men de wereld niet beledigen.’
Ik lees geen poëzie in Engelse vertaling, waarom weet ik eigenlijk niet. Het geeft het gevoel alsof ik vals speel, alsof het Engels iets zou vervlakken, ik wil op zoek naar een andere klank. Bij de Arbeiderspers verscheen een vuistdikke bloemlezing klassieke Chinese landschapsgedichten, vertaald en toegelicht door Silvia Marijnissen. Berg en water heet het boek, vernoemd naar het karakter shanshui, dat synoniem is voor Landschapspoëzie.
‘Het lag niet in de aard van de Chinese literatuur om fictief te zijn,’ schrijft Marijnissen in haar inleiding. Su Dongpo, die leefde van 1037 tot 1101, bedwingt zijn emoties tot loutering en gemoedsrust. Dat leidt tot een heel andere poëzie dan de lyrische natuurbeschrijving. Typerend is de titel van het volgende gedicht, ‘In antwoord op een verfijnd en elegant gedichtje in de Brahma-tempel door de monnik Shouquan, met hetzelfde rijm’:
Buiten de mist hoor je alleen een bel,
de tempel in de mist is niet te zien.
De kluizenaar loopt zonder ophouden,
zijn strosandalen dauwnat van het gras.
Alleen de maan hoog boven de bergen
Verlicht nacht na nacht zijn komen en gaan.
De eenvoudige taal van Su Dongpo spreekt nog steeds aan. Opvallend vaak noemt de dichter zijn eigen dronken staat die hem tot regels als de volgende brengt: ‘Zwarte wolkeninkt komt voor de bergen drijven, / blanke regenparels slaan dansend mijn boot in. / Over de grond rolt de wind, blaast ze plots uiteen, / onder de Meerzichttoren – water als hemel.’ Er wordt ook maanlicht gedronken in de landschapsgedichten van Su Dongpo, thee en wijn.
Volgens de inleiding werden ambtenaren in spe verplicht om dagelijks dichterlijke verwoordingen te vinden voor hun visie op maatschappij en politiek. Bij de landschapspoëzie keerde men zich juist af van het openbare leven. Dat kon ook onvrijwillig gebeuren: Su Dongpo was tien jaar balling vanwege zijn kritiek op de landverdeling tijdens de Songdynastie. Hij boerde goed tijdens zijn ballingschap, zijn bijnaam ‘Dongpo’ betekent zoveel als oostelijke helling. Een van de vijf knotverzen ‘Avondschoon bij de zeezichttoren’ gaat zo:
Hevige wind blaast de regen schuin naar binnen,
zo’n prachtzicht moet in goede regels geprezen.
Na de regen: rustig tij, water van smaragd,
en soms trekt een bliksemschicht een paarsgouden slang.
Behalve dichter en ambtenaar was Su Dongpo schilder en kalligraaf. Als ambtenaar reisde hij veel, men wilde voorkomen dat men zich ergens zou hechten. ‘de lente is nog jong, / de wilgen staan schuin in de zachte wind. / We beklimmen het terras om uit te kijken: / lentewater in grachten, de hele stad bloeit. / Mistregen verduistert alle huizen.’ Zijn lange titels doen behalve aan die van Nachoem Wijnberg denken aan die van Lloyd Haft, die een andere klassieke landschapsdichter vertaalde, Meng Jiao. In Su Dongpo’s gedicht ‘In een maannacht drink ik met gasten onder de abrikozenbloesems’ staan de onverwachte regels: ‘Ik trek mijn kleed op, waad over bloemenschaduw / door maanlicht – glinsterend water met donker kroos.’ Een nacht lang staat de dichter op een stok naar de rivier te luisteren, als zijn dienstjongen ‘snurkt dat het dondert’ en hem niet open doet. Zijn poëzie is zo’n tien eeuwen later in vertaling van Silvia Marijnissen opvallend monter: ‘Ik stoor me niet aan de rotsblokken op het pad, / want ik geniet van het kletteren van mijn stok.’
China ken ik uit films. Mijn eigen waarneming van een Chinees landschap betreft een vallei met enorme bloemen en planten, die oploopt tegen een berghelling ten noorden van Taipei in Taiwan, een stad waar je niet makkelijk uit weg komt. Er vertrekt aan het einde van die vallei een eindeloze stenen trap naar de top van de berg. Het is daar in die wildernis, te midden de ferm uitgegroeide planten en bloemen, dat je het grote verschil ziet met Europa. Chinese landschappen ken ik nu dankzij dit boek ook in poëzie, dat gedichten uit tien eeuwen samenbrengt. Tegenover de berg-en-waterpoëzie stond nog eerder de akker-en-gaardepoëzie. Su Dongpo schrijft onderkoeld: ‘Ik weet niet hoe het Lu-massief er echt uitziet, want ik bevind me midden tussen de bergen.’
Silvia Marijnissen is vertaler van moderne poëzie uit Taiwan: die van Shang Ch’in, Hsia Yü en Yeh Mimi. Deze gul uitgegeven bloemlezing klassieke landschapsgedichten laat een heel andere kant van haar vertaalwerk zien. Su Dongpo is een van de vijftien dichters van wie een ruime keuze vertaald is in Berg en water die gedichten bevat van de Jindynastie tot aan de Songdynastie, van de 3e tot de 12e eeuw. Wordt vervolgd. Berg en water. Klassieke Chinese landschapsgedichten vertaald en toegelicht door Silvia Marijnissen. Arbeiderpers, 2012. 426 blz. €45,00
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online. Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Hans Faverey wordt verschillende invloeden toegedicht. Volgens Rein Bloem moet de bloemlezing 100 Modern Poems van Seldmon Rodman hem niet ontgaan zijn, met gedichten van Gertrude Stein (‘How Many Acts Are There In’) en Wallace Stevens (‘The Pleasures of Merely Circulating’). Zijn hechte vriendschap met Gerrit Kouwenaar is bekend, andere invloeden waren Henri Michaux en Paul van Ostaijen. Zijn werk wordt wel eens in verband gebracht met Zuid-Europese poëzie. Toch is de enige uitspraak van hemzelf erover van andere aard. In een interview met Jan Brokken vertelt hij dat klassieke Chinese poëzie, die hij las in Engelse vertaling, hem het meest beïnvloedde.
Ook Nachoem M. Wijnberg leest Chinese poëzie in het Engels. In zijn bundel Eerst dit dan dat voert hij klassieke dichters op als personages. De dichters zijn ambtenaren, ze reflecteren op elkaars werk en sturen gedichten als brieven. De dichter die het meest prominent naar voren komt in de bundel heet Sung Dongpo, die aan een ‘kalm landschap’ probeert te denken waarin hij rondkijkt. Of het landschap bestaat of niet laat Wijnberg in het midden. ‘De enige manier om tot rust te komen: / steeds weer op een andere manier beginnen’ is een truc die Su Dongpo geleerd heeft, volgens het gedicht van Wijnberg.Niet iedereen houdt van klassieke Chinese poëzie. Als ik denk aan het gedicht ‘Chinees behang’ van Zbigniew Herbert, vermoed ik dat hij er niets van moest hebben. Hij vervloekt de eeuwige herhaling van het eiland met de vulkaan, de visser en het riet, een pagode, omhelzende geliefden en maan: ‘het wordt eindeloos herhaald, met een hardnekkige, geesteloze precisie – vulkaan, geliefden, maan. / Erger kan men de wereld niet beledigen.’
Ik lees geen poëzie in Engelse vertaling, waarom weet ik eigenlijk niet. Het geeft het gevoel alsof ik vals speel, alsof het Engels iets zou vervlakken, ik wil op zoek naar een andere klank. Bij de Arbeiderspers verscheen een vuistdikke bloemlezing klassieke Chinese landschapsgedichten, vertaald en toegelicht door Silvia Marijnissen. Berg en water heet het boek, vernoemd naar het karakter shanshui, dat synoniem is voor Landschapspoëzie.
‘Het lag niet in de aard van de Chinese literatuur om fictief te zijn,’ schrijft Marijnissen in haar inleiding. Su Dongpo, die leefde van 1037 tot 1101, bedwingt zijn emoties tot loutering en gemoedsrust. Dat leidt tot een heel andere poëzie dan de lyrische natuurbeschrijving. Typerend is de titel van het volgende gedicht, ‘In antwoord op een verfijnd en elegant gedichtje in de Brahma-tempel door de monnik Shouquan, met hetzelfde rijm’:
Buiten de mist hoor je alleen een bel,
de tempel in de mist is niet te zien.
De kluizenaar loopt zonder ophouden,
zijn strosandalen dauwnat van het gras.
Alleen de maan hoog boven de bergen
Verlicht nacht na nacht zijn komen en gaan.
De eenvoudige taal van Su Dongpo spreekt nog steeds aan. Opvallend vaak noemt de dichter zijn eigen dronken staat die hem tot regels als de volgende brengt: ‘Zwarte wolkeninkt komt voor de bergen drijven, / blanke regenparels slaan dansend mijn boot in. / Over de grond rolt de wind, blaast ze plots uiteen, / onder de Meerzichttoren – water als hemel.’ Er wordt ook maanlicht gedronken in de landschapsgedichten van Su Dongpo, thee en wijn.
Volgens de inleiding werden ambtenaren in spe verplicht om dagelijks dichterlijke verwoordingen te vinden voor hun visie op maatschappij en politiek. Bij de landschapspoëzie keerde men zich juist af van het openbare leven. Dat kon ook onvrijwillig gebeuren: Su Dongpo was tien jaar balling vanwege zijn kritiek op de landverdeling tijdens de Songdynastie. Hij boerde goed tijdens zijn ballingschap, zijn bijnaam ‘Dongpo’ betekent zoveel als oostelijke helling. Een van de vijf knotverzen ‘Avondschoon bij de zeezichttoren’ gaat zo:
Hevige wind blaast de regen schuin naar binnen,
zo’n prachtzicht moet in goede regels geprezen.
Na de regen: rustig tij, water van smaragd,
en soms trekt een bliksemschicht een paarsgouden slang.
Behalve dichter en ambtenaar was Su Dongpo schilder en kalligraaf. Als ambtenaar reisde hij veel, men wilde voorkomen dat men zich ergens zou hechten. ‘de lente is nog jong, / de wilgen staan schuin in de zachte wind. / We beklimmen het terras om uit te kijken: / lentewater in grachten, de hele stad bloeit. / Mistregen verduistert alle huizen.’ Zijn lange titels doen behalve aan die van Nachoem Wijnberg denken aan die van Lloyd Haft, die een andere klassieke landschapsdichter vertaalde, Meng Jiao. In Su Dongpo’s gedicht ‘In een maannacht drink ik met gasten onder de abrikozenbloesems’ staan de onverwachte regels: ‘Ik trek mijn kleed op, waad over bloemenschaduw / door maanlicht – glinsterend water met donker kroos.’ Een nacht lang staat de dichter op een stok naar de rivier te luisteren, als zijn dienstjongen ‘snurkt dat het dondert’ en hem niet open doet. Zijn poëzie is zo’n tien eeuwen later in vertaling van Silvia Marijnissen opvallend monter: ‘Ik stoor me niet aan de rotsblokken op het pad, / want ik geniet van het kletteren van mijn stok.’
China ken ik uit films. Mijn eigen waarneming van een Chinees landschap betreft een vallei met enorme bloemen en planten, die oploopt tegen een berghelling ten noorden van Taipei in Taiwan, een stad waar je niet makkelijk uit weg komt. Er vertrekt aan het einde van die vallei een eindeloze stenen trap naar de top van de berg. Het is daar in die wildernis, te midden de ferm uitgegroeide planten en bloemen, dat je het grote verschil ziet met Europa. Chinese landschappen ken ik nu dankzij dit boek ook in poëzie, dat gedichten uit tien eeuwen samenbrengt. Tegenover de berg-en-waterpoëzie stond nog eerder de akker-en-gaardepoëzie. Su Dongpo schrijft onderkoeld: ‘Ik weet niet hoe het Lu-massief er echt uitziet, want ik bevind me midden tussen de bergen.’
Silvia Marijnissen is vertaler van moderne poëzie uit Taiwan: die van Shang Ch’in, Hsia Yü en Yeh Mimi. Deze gul uitgegeven bloemlezing klassieke landschapsgedichten laat een heel andere kant van haar vertaalwerk zien. Su Dongpo is een van de vijftien dichters van wie een ruime keuze vertaald is in Berg en water die gedichten bevat van de Jindynastie tot aan de Songdynastie, van de 3e tot de 12e eeuw. Wordt vervolgd. Berg en water. Klassieke Chinese landschapsgedichten vertaald en toegelicht door Silvia Marijnissen. Arbeiderpers, 2012. 426 blz. €45,00
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online. Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère