Artikel
Bedrieglijk eenvoudige taal
Mischa Andriessen en Gilles Boeuf
19 februari 2013
Huisverraad opent mythisch. Het land is droog en de oogst wordt in de hens gestoken. Mischa Andriessen weet met een regel zo kort als een pennenstreek een sfeer te scheppen: "achter manshoog maïs en graan school de horizon". Die pennenstreek is zo’n beetje de enige ruimte die hij zich als dichter gunt. Net als zijn met de C. Buddingh’-prijs voor het beste poëziedebuut bekroonde bundel Uitzien met D, bestaat Huisverraad uit korte en beknopte gedichten. Die gedichten moeten dit keer wel op zichzelf staan en voor zich spreken, ze maken geen deel uit van een verhaallijn. Het ontbreken van uitgewerkte personages geeft ieder gedicht het gevaar van een raadsel. Ogenschijnlijk gaan de gedichten telkens weer over iets anders dan waarover ze gaan, en toch weer niet. Die raadselachtigheid staat in fel contrast met de kraakheldere taal waarvan Andriessen zich bedient. "Je klopt nog eens op het raam / en kijkt met je neus / tegen de ruit naar binnen."
Huisverraad is een bundel over aftakeling. Toch zijn vrijwel alle gedichten monter en direct. "Iemand haalt de koud geworden koffie van tafel, / praat tegen je, / iemand kijkt weg als hij tegen je praat." Er is maar één gedicht eendimensionaal en dat heet ‘Besluit’, dat handelt over iemand die twee jaar lang niet gevonden wordt, zelfs "De vliegen lagen dood op de grond." Sfeervol beschrijft Andriessen de tegenstelling van dag en nacht. Handelingen van zijn protagonisten zijn veelal ongerijmd en absurd. "De instructeur heeft krulspelden in, / giet koffie bij de planten, / slaat een hand voor zijn mond." Vaak is de aanleiding weg, het motief van de karakters onbekend. Het raadsel van Huisverraad zit hem vooral in die karakters, de spreker en de omstanders. Wat blijft is een zekere suspense die wordt opgeheven door banaliteiten. Vaak is er in de gedichten de suggestie van een ongeluk: brand, overstroming, mishandeling en pijn.
Mischa Andriessen debuteerde in 2008 dichter. Journalistiek is hij al langer actief. Hij schrijft over zowel beeldende kunst als muziek. Voor Bunker Hill vertaalde hij Amerikaanse poëzie. Huisverraad vertoont affiniteit met Hongarije middels motto’s van de auteurs János Pilinszky (in 1976 op Poetry International Festival) en Imre Kertész en een verwijzing naar een plaats waar de dichter Miklós Radnóti om het leven kwam. Samen met Eva Bodor vertaalde Andriessen gedichten van Istvan Kémeny, een veel hedendaagser dichter dan wie hij in zijn bundel noemt. Dat geeft Huisverraad ondanks de abrupte stijl iets modernistisch. Vooral de tweede reeks, ‘Cavalerie’ getiteld, echoot het ingehouden lijden dat zo kenmerkend is aan Pilinszky’s krachtige gedichten.
Zelfs met het oor op de rug
van je hand leek het op niets
dan lucht. De kommen
van onze verkleumde vingers tegen elkaar
(…)
Mischa Andriessen is her en der net te minimalistisch en suggestief. De spreker in de tweede en derde reeks getiteld J lijkt soms een instructeur, iemand die kinderen inwijdt in een geheim of een sessie leidt. Alle gedichten zijn dreigend en aangrijpend, maar er is een onderkoelde toon en af en toe humor die de dramatiek van het gedicht te lijf gaat. Uitzondering is een gedicht over hoe een vader de besnijdenis van zijn zoon ondergaat en het echtpaar dat de operatie uitvoert verbiedt een gebed op te zeggen. Daarin is de emotie nogal uitgesproken. Als Andriessen over een ‘brug met de leeuw zonder tong’ schrijft, denk ik aan een zekere brug in Budapest. Sommige gedichten doen aan oorlogssituaties denken. De lotgevallenen staan centraal, niet de politieke omstandigheid. De algehele situatie wordt niet duidelijk, zoals een oorlog daadwerkelijk ook ervaren wordt als die aan de gang is. Andriessen schrijft scherp, zijn dichtregels zijn kortaf en sterk. Beelden verschijnen met een vingerknip: "Hij stond daar en graaide / in zijn zakken, ze waren leeg, / staken even later uit als oren." Huisverraad is een zeldzaam dreigende bundel. In een paar regels wordt met een paar beelden een verontrustend en unheimisch verhaal verteld, dat nooit helemaal wordt prijsgegeven, zoals in ‘Haven’:
Het was heet, moeder droeg
een brede sjaal over haar jas.
Over de rafels en vlekken op de panden.
‘Ik ben een draak die kan vliegen,’ kraaide Harm,
een oude sok om zijn hand.
Moeder zette een hak op de koffer,
haar rok trok op, het dik van het been
begon te tonen. Ze likte met haar tongpunt
haar kin, het kuiltje en haar ogen
schoten heen en weer langs het volk
dat in de haven de thuiskomst
of het vertrek vierde, of het geluk
dat er werk was ondanks de hitte.
Gilles Boeuf debuteerde tien jaar eerder dan Mischa Andriessen, in 1998, bij de kleine uitgeverij Perdu. Zijn werk is verwant aan de fotografie. Een gedicht is bij hem een vloeiende beweging, een vertraagde sprong van kinderen bijvoorbeeld aan de rand van de zee. In zijn vierde bundel Buiten slapen wil hij het niet bij het beeld op zich te laten. Hij poogt een samenhang aan te brengen die de strofes en vaak ook het gedicht overstijgt. Soms schiet hij daarbij uit de bocht: iemand die te zwaar is om te blijven liggen moet rennen "om weer in het verhaal te geraken".
Boeuf laat abstracties toe, een van zijn onderwerpen is ‘de veelheid’. Net als in eerdere bundels heeft hij een tedere toon die in de verte aan die van Hans Andreus doet denken. "Het was vuur dat je overal rook en water // Water dat niet meer bewoog." Los van een paar Haagse referenties (Madurodam, het Malieveld en het Voorhout) bestaat Buiten slapen uit een decor dat nog het meest doet denken aan een western. Veel zon, iemand die op straat ligt en aan het eind van het gedicht opstaat, een hut, een schaapsbot, nevel soms en een jongen, altijd weer een jongen. Sommige begrippen gebruikt hij dubbelzinnig, zoals een spoor waar een nachttrein over raast langs een huis en een spoor van datzelfde huis naar een hut. Gilles Boeuf heeft talent voor zuivere bewoordingen, een fraaie, eenvoudige taal, klare beelden. Maar hij blijft per bundel zoeken naar een vorm voor zijn gedichten, lijkt nog steeds op weg naar wat het totaal van een gedicht is.
Wat mij aanspreekt is zijn subtiliteit: "een hond die in zichzelf gaapt" en zijn nonchalance, "achter de kerk klettert water uit de pomp." Misschien moet hij noodzaak maken in zijn gedichten. Een hond "spitst zijn oren" als de trein "langs raast", het lijkt haast een cartoon. Gilles Boeuf maakt van een buik "een kom om uit / te drinken" en van haren "een / gordijn tegen de zon". Als in het laatste gedicht van Buiten slapen een ik-figuur opduikt en begint te spreken, realiseer je je als lezer hoezeer je die stem de hele bundel gemist hebt. Gilles Boeuf valt als dichter niet te onderschatten. Hij kan fraaie zinnen schrijven, heeft een fijn gevoel voor eenvoudige taal.
Buiten slapen
De oude man ligt op straat
voor zijn huis
Zijn wang gloeit, hij slaapt
Het is nacht en
nog één woord te gaan:
“dier”
Ik ben een dier met een naam
De oude vrouw ligt op straat
Ze droomt en praat in haar slaap
Voor hoe lang
Nog één droom te gaan:
“steen”
Ik ben een steen uit een berg
Over de slapers
hangt stilaan de boom
Mischa Andriessen. Huisverraad. De Bezige Bij, 2012. 64 blz. €16,50
Gilles Boeuf. Buiten slapen. De Contrabas, 2012. 36 blz. €15,-
Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online.
Berlijn is de ideale stad om af te kicken van poëzie. Als je heel goed zoekt vind je in bepaalde boekhandels nog wel een bundeltje tussen het proza. Volgens de antiquair met de baard zijn gedichten iets van de jaren zestig, toen de mensen nog hoop hadden. ‘Tegenwoordig hebben ze daar de tijd niet meer voor, meneer.’ Zelfs in het dichtbevolkte Nederland hoor je wel eens stemmen opgaan die menen dat het allemaal wat minder wordt wat het aantal publicaties betreft. De vraag blijft evengoed wat eerst te bespreken uit de stapel bundels die de afgelopen maanden is verschenen. Twee dichters met een groot gevoel voor bedrieglijk eenvoudige taal, Mischa Andriessen en Gilles Boeuf, publiceerden beiden een nieuwe bundel.Huisverraad opent mythisch. Het land is droog en de oogst wordt in de hens gestoken. Mischa Andriessen weet met een regel zo kort als een pennenstreek een sfeer te scheppen: "achter manshoog maïs en graan school de horizon". Die pennenstreek is zo’n beetje de enige ruimte die hij zich als dichter gunt. Net als zijn met de C. Buddingh’-prijs voor het beste poëziedebuut bekroonde bundel Uitzien met D, bestaat Huisverraad uit korte en beknopte gedichten. Die gedichten moeten dit keer wel op zichzelf staan en voor zich spreken, ze maken geen deel uit van een verhaallijn. Het ontbreken van uitgewerkte personages geeft ieder gedicht het gevaar van een raadsel. Ogenschijnlijk gaan de gedichten telkens weer over iets anders dan waarover ze gaan, en toch weer niet. Die raadselachtigheid staat in fel contrast met de kraakheldere taal waarvan Andriessen zich bedient. "Je klopt nog eens op het raam / en kijkt met je neus / tegen de ruit naar binnen."
Huisverraad is een bundel over aftakeling. Toch zijn vrijwel alle gedichten monter en direct. "Iemand haalt de koud geworden koffie van tafel, / praat tegen je, / iemand kijkt weg als hij tegen je praat." Er is maar één gedicht eendimensionaal en dat heet ‘Besluit’, dat handelt over iemand die twee jaar lang niet gevonden wordt, zelfs "De vliegen lagen dood op de grond." Sfeervol beschrijft Andriessen de tegenstelling van dag en nacht. Handelingen van zijn protagonisten zijn veelal ongerijmd en absurd. "De instructeur heeft krulspelden in, / giet koffie bij de planten, / slaat een hand voor zijn mond." Vaak is de aanleiding weg, het motief van de karakters onbekend. Het raadsel van Huisverraad zit hem vooral in die karakters, de spreker en de omstanders. Wat blijft is een zekere suspense die wordt opgeheven door banaliteiten. Vaak is er in de gedichten de suggestie van een ongeluk: brand, overstroming, mishandeling en pijn.
Mischa Andriessen debuteerde in 2008 dichter. Journalistiek is hij al langer actief. Hij schrijft over zowel beeldende kunst als muziek. Voor Bunker Hill vertaalde hij Amerikaanse poëzie. Huisverraad vertoont affiniteit met Hongarije middels motto’s van de auteurs János Pilinszky (in 1976 op Poetry International Festival) en Imre Kertész en een verwijzing naar een plaats waar de dichter Miklós Radnóti om het leven kwam. Samen met Eva Bodor vertaalde Andriessen gedichten van Istvan Kémeny, een veel hedendaagser dichter dan wie hij in zijn bundel noemt. Dat geeft Huisverraad ondanks de abrupte stijl iets modernistisch. Vooral de tweede reeks, ‘Cavalerie’ getiteld, echoot het ingehouden lijden dat zo kenmerkend is aan Pilinszky’s krachtige gedichten.
Zelfs met het oor op de rug
van je hand leek het op niets
dan lucht. De kommen
van onze verkleumde vingers tegen elkaar
(…)
Mischa Andriessen is her en der net te minimalistisch en suggestief. De spreker in de tweede en derde reeks getiteld J lijkt soms een instructeur, iemand die kinderen inwijdt in een geheim of een sessie leidt. Alle gedichten zijn dreigend en aangrijpend, maar er is een onderkoelde toon en af en toe humor die de dramatiek van het gedicht te lijf gaat. Uitzondering is een gedicht over hoe een vader de besnijdenis van zijn zoon ondergaat en het echtpaar dat de operatie uitvoert verbiedt een gebed op te zeggen. Daarin is de emotie nogal uitgesproken. Als Andriessen over een ‘brug met de leeuw zonder tong’ schrijft, denk ik aan een zekere brug in Budapest. Sommige gedichten doen aan oorlogssituaties denken. De lotgevallenen staan centraal, niet de politieke omstandigheid. De algehele situatie wordt niet duidelijk, zoals een oorlog daadwerkelijk ook ervaren wordt als die aan de gang is. Andriessen schrijft scherp, zijn dichtregels zijn kortaf en sterk. Beelden verschijnen met een vingerknip: "Hij stond daar en graaide / in zijn zakken, ze waren leeg, / staken even later uit als oren." Huisverraad is een zeldzaam dreigende bundel. In een paar regels wordt met een paar beelden een verontrustend en unheimisch verhaal verteld, dat nooit helemaal wordt prijsgegeven, zoals in ‘Haven’:
Het was heet, moeder droeg
een brede sjaal over haar jas.
Over de rafels en vlekken op de panden.
‘Ik ben een draak die kan vliegen,’ kraaide Harm,
een oude sok om zijn hand.
Moeder zette een hak op de koffer,
haar rok trok op, het dik van het been
begon te tonen. Ze likte met haar tongpunt
haar kin, het kuiltje en haar ogen
schoten heen en weer langs het volk
dat in de haven de thuiskomst
of het vertrek vierde, of het geluk
dat er werk was ondanks de hitte.
Gilles Boeuf debuteerde tien jaar eerder dan Mischa Andriessen, in 1998, bij de kleine uitgeverij Perdu. Zijn werk is verwant aan de fotografie. Een gedicht is bij hem een vloeiende beweging, een vertraagde sprong van kinderen bijvoorbeeld aan de rand van de zee. In zijn vierde bundel Buiten slapen wil hij het niet bij het beeld op zich te laten. Hij poogt een samenhang aan te brengen die de strofes en vaak ook het gedicht overstijgt. Soms schiet hij daarbij uit de bocht: iemand die te zwaar is om te blijven liggen moet rennen "om weer in het verhaal te geraken".
Boeuf laat abstracties toe, een van zijn onderwerpen is ‘de veelheid’. Net als in eerdere bundels heeft hij een tedere toon die in de verte aan die van Hans Andreus doet denken. "Het was vuur dat je overal rook en water // Water dat niet meer bewoog." Los van een paar Haagse referenties (Madurodam, het Malieveld en het Voorhout) bestaat Buiten slapen uit een decor dat nog het meest doet denken aan een western. Veel zon, iemand die op straat ligt en aan het eind van het gedicht opstaat, een hut, een schaapsbot, nevel soms en een jongen, altijd weer een jongen. Sommige begrippen gebruikt hij dubbelzinnig, zoals een spoor waar een nachttrein over raast langs een huis en een spoor van datzelfde huis naar een hut. Gilles Boeuf heeft talent voor zuivere bewoordingen, een fraaie, eenvoudige taal, klare beelden. Maar hij blijft per bundel zoeken naar een vorm voor zijn gedichten, lijkt nog steeds op weg naar wat het totaal van een gedicht is.
Wat mij aanspreekt is zijn subtiliteit: "een hond die in zichzelf gaapt" en zijn nonchalance, "achter de kerk klettert water uit de pomp." Misschien moet hij noodzaak maken in zijn gedichten. Een hond "spitst zijn oren" als de trein "langs raast", het lijkt haast een cartoon. Gilles Boeuf maakt van een buik "een kom om uit / te drinken" en van haren "een / gordijn tegen de zon". Als in het laatste gedicht van Buiten slapen een ik-figuur opduikt en begint te spreken, realiseer je je als lezer hoezeer je die stem de hele bundel gemist hebt. Gilles Boeuf valt als dichter niet te onderschatten. Hij kan fraaie zinnen schrijven, heeft een fijn gevoel voor eenvoudige taal.
Buiten slapen
De oude man ligt op straat
voor zijn huis
Zijn wang gloeit, hij slaapt
Het is nacht en
nog één woord te gaan:
“dier”
Ik ben een dier met een naam
De oude vrouw ligt op straat
Ze droomt en praat in haar slaap
Voor hoe lang
Nog één droom te gaan:
“steen”
Ik ben een steen uit een berg
Over de slapers
hangt stilaan de boom
Mischa Andriessen. Huisverraad. De Bezige Bij, 2012. 64 blz. €16,50
Gilles Boeuf. Buiten slapen. De Contrabas, 2012. 36 blz. €15,-
Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
© Erik Lindner
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère