Artikel
Ellen Deckwitz wint C. Buddingh'-prijs
15 juni 2012
Uit het juryrapport:
'De steen vreest mij van Ellen Deckwitz is de hechtst gecomponeerde bundel. Een verhaallijn, die we hier niet gaan verklappen, houdt de bundel samen. Op het onheilszwangere begin volgt een uitdieping van de personages, een gezin met een ik, een broer, een moeder en een grootvader. Wanneer dan aan het eind de plot zich ontrolt, geeft die uitdieping hem zijn volle morele complexiteit mee: ‘Ik bleef nog heel lang bij/ de rand. Mijn rug jeukte, ik dacht/ nu komen vast mijn vleugels door.’
Deckwitz houdt van begin tot eind haar taal in de hand. Elk gebruikt beeld is een toevoeging. Beelden worden herhaald, waardoor ze een grotere eenheid bewerkstelligen. We zien de zoektocht van een puber naar een eigen identiteit ontsporen met een taalbeheersing die zelf tot in het laatste detail, tot in de licht kantelende typografie toe, ons als lezer op de rails houdt en ons aan het einde beloont met de nodige morele vragen.'
Dichter, performancekunstenaar en literatuurwetenschapper Ellen Deckwitz wint de C. Buddingh'-prijs 2012. De jury van de vijfentwinstigste editie van de C. Buddingh'-prijs bekroonde haar debuutbundel 'De steen vreest mij' als het beste Nederlandstalige poëziedebuut van het afgelopen jaar.
Deckwitz ontving de prijs donderdag14 juni j.l. tijdens een spannend uitreikingsprogramma op het 43e Poetry International Festival Rotterdam. De jury noemt De steen vreest mij van Deckwitz 'de bundel die het meest verbluft deed staan en het meest het gevoel gaf niet alleen grote kwaliteit te bekronen maar ook een grote belofte te erkennen en bevestigen.' Ook de debuten van Max Temmerman, Michaël Vandebril en Jeroen Mettes waren genomineerd. Aan de C. Buddingh’-prijs is een bedrag van € 1.200,- verbonden.Uit het juryrapport:
'De steen vreest mij van Ellen Deckwitz is de hechtst gecomponeerde bundel. Een verhaallijn, die we hier niet gaan verklappen, houdt de bundel samen. Op het onheilszwangere begin volgt een uitdieping van de personages, een gezin met een ik, een broer, een moeder en een grootvader. Wanneer dan aan het eind de plot zich ontrolt, geeft die uitdieping hem zijn volle morele complexiteit mee: ‘Ik bleef nog heel lang bij/ de rand. Mijn rug jeukte, ik dacht/ nu komen vast mijn vleugels door.’
Deckwitz houdt van begin tot eind haar taal in de hand. Elk gebruikt beeld is een toevoeging. Beelden worden herhaald, waardoor ze een grotere eenheid bewerkstelligen. We zien de zoektocht van een puber naar een eigen identiteit ontsporen met een taalbeheersing die zelf tot in het laatste detail, tot in de licht kantelende typografie toe, ons als lezer op de rails houdt en ons aan het einde beloont met de nodige morele vragen.'
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère