Artikel
Met vertaler Jabik Veenbaas
Dichters, sjamanisme en het kreukelige leven
29 mei 2012
Het heeft iets magisch. Je zit aan tafel met de dichter die je hebt vertaald, voorafgaand aan zijn of haar optreden, je babbelt wat, en als je om je heenkijkt, zie je al die dichters zitten, de een vermoeid door alle indrukken die hij heeft opgedaan, de ander gespannen omdat hij straks moet optreden, weer en ander vurig in gesprek. Je beseft hoe bijzonder dit is: dat deze mensen hier vanuit alle windstreken van de wereld zijn samengekomen om poëzie voor te dragen. Allemaal dragen ze de woeste baaierd van hun levenservaringen mee en allemaal hebben ze daaruit geput en er getuigenis van afgelegd in die wonderlijke spinsels van ritme en woord.
Nooit begrijp je het beter dan hier: het moet om een oeruiting gaan, om iets fundamenteel menselijks, om een door alle volkeren op aarde gedeelde behoefte. Je denkt aan oude sjamanistische rituelen, aan bezweringen die worden gepreveld of geschreeuwd door de stamleden die de gave hadden van het charisma en het woord. Aan liederen, die om het vuur werden gezongen om een oogst te vieren of een dode te betreuren. Even bekruipt je de merkwaardige gedachte dat ze een voor een op zouden kunnen staan, die dichters, om ter plekke hun zangen ten gehore te brengen. En ook al zouden ze dat doen in al die verschillende talen, ze begrepen elkaar maar al te goed. Want ze wisten dat ze op hun eigen manier allemaal hetzelfde deden: uitdrukking geven aan de fijne bewegingen van ziel en gevoel in welgekozen en compact geordende bewoordingen.
Het zal een jaar of vijftien geleden zijn geweest dat ik voor het eerst voor Poetry vertaalde. Ik denk met plezier terug aan al die dichters die ik op het festival ontmoette. Aan die Canadese klankdichter, die bij mij overnachtte en met wie ik intens debatteerde over de oogheelkundige aanbevelingen van Aldous Huxley. Of aan die Australische grootheid, met wie ik ineens diep in gesprek raakte over Emily Dickinson en de menselijke angst. Bijzondere herinneringen bewaar ik ook aan al die Afrikaanse dichters die ik vertaalde. Aan die dappere Chris Abani uit Nigeria, bijvoorbeeld, die in gevangenschap de vreselijkste dingen had meegemaakt maar alle cynisme voorbij leek te zijn. En aan de goedmoedige Zimbabwaan Charles Mungoshi, een door armoede en oorlog getekende, die nog net twee boventanden over had. Ik ben nog met hem gaan lunchen in Hotel New York.
Dit jaar hebben ze me weer eens een Canadese dichter toegeschoven. En wat voor een! Karen Solie heet ze. In haar gelaagde parlando-verzen maakt ze je deelgenoot van haar onzekerheden, haar verlangens en van de onbestendigheid van het leven. Neem nou dat prachtige gedicht ‘Naschrift’, die flegmatiek meanderende mijmering over een vertrokken geliefde. Wat een wijze, geheimzinnige woorden fluistert ze je toe: “Liefhebben is instemmen met afstand”, “Alle werk is verborgen, elke tijd onredelijk”.
Op woensdag 13 juni en vrijdag 15 juni geef ik workshops poëzie vertalen, waarbij werk van Solie centraal zal staan. “Dat lijkt me nou moeilijk, gedichten vertalen,” wordt er vaak tegen me gezegd. Natuurlijk is het moeilijk. Als je een stuk proza vertaalt, schiet je sneller op. Maar gedichten vertalen is binnen het vak het mooiste wat er is. Het is spannend en speels, het is intens bevredigend, het zal me nooit gaan vervelen. Vooropgesteld althans dat ik aan goede poëzie werk. Ik hoop nu maar dat ik iets kan overbrengen van mijn liefde voor dit zonderlinge metier.
Het thema van het festival is dit jaar ‘Het onvoltooide’, en dat lijkt me een uitnemende keuze. Zelf schreef ik ooit eens een gedicht met de titel ‘Lof van het onvolkomene’. In dat gedicht sprak ik al die onaf gebleven dingen, over de nooit afgebouwde scheve torens, bijvoorbeeld, over de revoluties die “verdampen boven zes glazen bier’. En ik prees ze, omdat ze in hun onaffe staat zoveel zeggen over de mens:
haal mij het hart dat een honger is, geef mij
een avond aan de rivier, zonder de as van de doden
die in mijn ogen waait
Het onvoltooide, dat is het leven zelf, de rimpeling in het water, de kreukelige krant die je nieuwsgierig opraapt van de mat maar een uur later alweer vergeten bent. Niets leent zich beter dan de poëzie om dat vluchtige, kreukelige leven op heterdaad te betrappen. En wat bespeelt Karen Solie het thema razend knap in haar gedicht ‘The road in is not the same road out’, ‘De weg naar binnen is niet dezelfde weg naar buiten’. Aparte titel trouwens. Hij heeft iets weg van een zenboeddhistische koan, zo’n raadsel waar je op moet kauwen om tot verlichting te komen. Solie neemt ons in het vers mee naar zo’n dag waarvan je pas naderhand beseft: toen werd alles anders. Fraai roept ze de verwarring op van het uur waarop je leven een beslissende wending neemt terwijl je nog niet goed weet wat er te gebeuren staat. In de laatste regels door middel van het beeld van de huurauto, die
stopt bij de snelwegkruising, een smerige,
hevige storm onder de kap. Hij geeft voorrang
aan verkeer uit twee richtingen.
Het kan kennelijk beide kanten op.
Wat moet ik daar eigenlijk nog aan toevoegen? Kom allemaal naar Poetry en luister naar deze dichteres!
www.jabikveenbaas.nl
Het zal een jaar of vijftien geleden zijn geweest dat ik voor het eerst voor Poetry vertaalde. Ik denk met plezier terug aan al die dichters die ik op het festival ontmoette. Aan die Canadese klankdichter, die bij mij overnachtte en met wie ik intens debatteerde over de oogheelkundige aanbevelingen van Aldous Huxley. Of aan die Australische grootheid, met wie ik ineens diep in gesprek raakte over Emily Dickinson en de menselijke angst. Bijzondere herinneringen bewaar ik ook aan al die Afrikaanse dichters die ik vertaalde. Aan die dappere Chris Abani uit Nigeria, bijvoorbeeld, die in gevangenschap de vreselijkste dingen had meegemaakt maar alle cynisme voorbij leek te zijn. En aan de goedmoedige Zimbabwaan Charles Mungoshi, een door armoede en oorlog getekende, die nog net twee boventanden over had. Ik ben nog met hem gaan lunchen in Hotel New York.
Dit jaar hebben ze me weer eens een Canadese dichter toegeschoven. En wat voor een! Karen Solie heet ze. In haar gelaagde parlando-verzen maakt ze je deelgenoot van haar onzekerheden, haar verlangens en van de onbestendigheid van het leven. Neem nou dat prachtige gedicht ‘Naschrift’, die flegmatiek meanderende mijmering over een vertrokken geliefde. Wat een wijze, geheimzinnige woorden fluistert ze je toe: “Liefhebben is instemmen met afstand”, “Alle werk is verborgen, elke tijd onredelijk”.
Op woensdag 13 juni en vrijdag 15 juni geef ik workshops poëzie vertalen, waarbij werk van Solie centraal zal staan. “Dat lijkt me nou moeilijk, gedichten vertalen,” wordt er vaak tegen me gezegd. Natuurlijk is het moeilijk. Als je een stuk proza vertaalt, schiet je sneller op. Maar gedichten vertalen is binnen het vak het mooiste wat er is. Het is spannend en speels, het is intens bevredigend, het zal me nooit gaan vervelen. Vooropgesteld althans dat ik aan goede poëzie werk. Ik hoop nu maar dat ik iets kan overbrengen van mijn liefde voor dit zonderlinge metier.
Het thema van het festival is dit jaar ‘Het onvoltooide’, en dat lijkt me een uitnemende keuze. Zelf schreef ik ooit eens een gedicht met de titel ‘Lof van het onvolkomene’. In dat gedicht sprak ik al die onaf gebleven dingen, over de nooit afgebouwde scheve torens, bijvoorbeeld, over de revoluties die “verdampen boven zes glazen bier’. En ik prees ze, omdat ze in hun onaffe staat zoveel zeggen over de mens:
haal mij het hart dat een honger is, geef mij
een avond aan de rivier, zonder de as van de doden
die in mijn ogen waait
Het onvoltooide, dat is het leven zelf, de rimpeling in het water, de kreukelige krant die je nieuwsgierig opraapt van de mat maar een uur later alweer vergeten bent. Niets leent zich beter dan de poëzie om dat vluchtige, kreukelige leven op heterdaad te betrappen. En wat bespeelt Karen Solie het thema razend knap in haar gedicht ‘The road in is not the same road out’, ‘De weg naar binnen is niet dezelfde weg naar buiten’. Aparte titel trouwens. Hij heeft iets weg van een zenboeddhistische koan, zo’n raadsel waar je op moet kauwen om tot verlichting te komen. Solie neemt ons in het vers mee naar zo’n dag waarvan je pas naderhand beseft: toen werd alles anders. Fraai roept ze de verwarring op van het uur waarop je leven een beslissende wending neemt terwijl je nog niet goed weet wat er te gebeuren staat. In de laatste regels door middel van het beeld van de huurauto, die
stopt bij de snelwegkruising, een smerige,
hevige storm onder de kap. Hij geeft voorrang
aan verkeer uit twee richtingen.
Het kan kennelijk beide kanten op.
Wat moet ik daar eigenlijk nog aan toevoegen? Kom allemaal naar Poetry en luister naar deze dichteres!
© Jabik Veenbaas
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère