Gedicht
Adam Zagajewski
Café
In that café in a foreign town bearing a French writer’sname I read Under the Volcano
but with diminishing interest. You should heal yourself,
I thought. I’d become a philistine.
Mexico was distant, and its vast stars
no longer shone for me. The day of the dead continued.
A feast of metaphors and light. Death played the lead.
Alongside a few patrons at the tables, assorted fates:
Prudence, Sorrow, Common Sense. The Consul, Yvonne.
Rain fell. I felt a little happiness. Someone entered,
someone left, someone finally discovered the perpetuum mobile.
I was in a free country. A lonely country.
Nothing happened, the heavy artillery lay still.
The music was indiscriminate: pop seeped
from the speakers, lazily repeating: many things will happen.
No one knew what to do, where to go, why.
I thought of you, our closeness, the scent
of your hair in early autumn.
A plane ascended from the runway
like an earnest student who believes
the ancient masters’ sayings.
Soviet cosmonauts insisted that they didn’t find
God in space, but did they look?
© Translation: 2008, Clare Cavanagh
CAFÉ
In dit café in een vreemde stad met de naamvan een Franse schrijver las ik Onder de vulkaan,
maar al minder enthousiast. Laat je behandelen,
dacht ik. Waarschijnlijk ben ik wat bourgeois geworden.
Mexico was heel ver weg, en zijn reusachtige sterren
schenen nu niet voor mij. Het was Allerzielen.
Het feest van de metaforen en het licht. Met de dood in de hoofdrol.
Naast mij enkele lieden aan tafeltjes, verschillende voorbestemmingen:
Voorzichtigheid, Verdriet, Gezond Verstand. De Consul, Yvonne.
Het regende. Ik voelde een klein geluk. Iemand kwam binnen,
iemand ging naar buiten, iemand vond eindelijk het perpetuum mobile uit.
Ik was in een vrij land. In een eenzaam land.
Er gebeurde niets, de kanonnen zwegen.
De muziek maakte geen onderscheid; popmuziek sijpelde
uit de luidsprekers en herhaalde loom: er staat nog heel wat te gebeuren.
Niemand wist wat te doen, waarheen te gaan, waarom.
Ik dacht aan jou, aan onze verbondenheid, aan hoe
jouw haar ruikt als het herfst wordt.
Vanaf het vliegveld steeg een vliegtuig op,
als een ijverige leerling die gelooft
in wat de oude meesters zeiden.
De sovjetkosmonauten beweerden dat ze in de ruimte
God niet hadden gevonden, maar hadden ze ook gezocht?
© Vertaling: 2008, Karol Lesman
KAWIARNIA
W tej kawiarni w obcym mieście noszącej imięfrancuskiego pisarza czytałem Pod wulkanem
ale już z mniejszym entuzjazmem. Jednak trzeba się leczyć,
pomyślałem. Chyba zamieniłem się w filistra.
Meksyk był bardzo daleko, i jego ogromne gwiazdy
świeciły teraz nie dla mnie. Trwało święto zmarłych.
Święto metafor i światła. Śmierć w roli głównej.
Obok kilka osób przy stolikach, różne przeznaczenia:
Rozwaga, Smutek, Zdrowy Rozsądek. Konsul, Yvonne.
Padał deszcz. Czułem małe szczęście. Ktoś wchodził,
ktoś wychodził, ktoś wreszcie wynalazł perpetuum mobile.
Byłem w wolnym kraju. W samotnym kraju.
Nic się nie działo, milczały armaty.
Muzyka nikogo nie wyróżniała; pop sączył się
z głośników leniwie powtarzając: jeszcze się wiele wydarzy.
Nikt nie wiedział, co robić, dokąd iść, dlaczego.
Myślałem o tobie, o naszej bliskości, o tym,
jak pachną twoje włosy, kiedy zaczyna się jesień.
Z lotniska wzbijał się w powietrze samolot,
jak pilny uczeń który wierzy w to,
co mówili dawni mistrzowie.
Sowieccy kosmonauci twierdzili, że nie znaleźli
Boga w przestworzach, ale czy szukali?
© 2008, Adam Zagajewski
Gedichten
Gedichten van Adam Zagajewski
Close
CAFÉ
In dit café in een vreemde stad met de naamvan een Franse schrijver las ik Onder de vulkaan,
maar al minder enthousiast. Laat je behandelen,
dacht ik. Waarschijnlijk ben ik wat bourgeois geworden.
Mexico was heel ver weg, en zijn reusachtige sterren
schenen nu niet voor mij. Het was Allerzielen.
Het feest van de metaforen en het licht. Met de dood in de hoofdrol.
Naast mij enkele lieden aan tafeltjes, verschillende voorbestemmingen:
Voorzichtigheid, Verdriet, Gezond Verstand. De Consul, Yvonne.
Het regende. Ik voelde een klein geluk. Iemand kwam binnen,
iemand ging naar buiten, iemand vond eindelijk het perpetuum mobile uit.
Ik was in een vrij land. In een eenzaam land.
Er gebeurde niets, de kanonnen zwegen.
De muziek maakte geen onderscheid; popmuziek sijpelde
uit de luidsprekers en herhaalde loom: er staat nog heel wat te gebeuren.
Niemand wist wat te doen, waarheen te gaan, waarom.
Ik dacht aan jou, aan onze verbondenheid, aan hoe
jouw haar ruikt als het herfst wordt.
Vanaf het vliegveld steeg een vliegtuig op,
als een ijverige leerling die gelooft
in wat de oude meesters zeiden.
De sovjetkosmonauten beweerden dat ze in de ruimte
God niet hadden gevonden, maar hadden ze ook gezocht?
© 2008, Karol Lesman
Café
In that café in a foreign town bearing a French writer’sname I read Under the Volcano
but with diminishing interest. You should heal yourself,
I thought. I’d become a philistine.
Mexico was distant, and its vast stars
no longer shone for me. The day of the dead continued.
A feast of metaphors and light. Death played the lead.
Alongside a few patrons at the tables, assorted fates:
Prudence, Sorrow, Common Sense. The Consul, Yvonne.
Rain fell. I felt a little happiness. Someone entered,
someone left, someone finally discovered the perpetuum mobile.
I was in a free country. A lonely country.
Nothing happened, the heavy artillery lay still.
The music was indiscriminate: pop seeped
from the speakers, lazily repeating: many things will happen.
No one knew what to do, where to go, why.
I thought of you, our closeness, the scent
of your hair in early autumn.
A plane ascended from the runway
like an earnest student who believes
the ancient masters’ sayings.
Soviet cosmonauts insisted that they didn’t find
God in space, but did they look?
© 2008, Clare Cavanagh
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère