Poetry International Poetry International
Artikel

Zimbabwe

gezett
9 juni 2014
Dit is altijd een aardige puzzel: je komt aan op een vliegveld in een land waar je niet eerder was. Er is niemand op het vliegveld om je af te halen, het adres van je hotel is je niet van tevoren doorgegeven en je weet niet precies hoe ver het van het vliegveld naar de stad is. De douanier had net moeite je door te laten omdat je naam niet op de lijst van het festival stond, deed net alsof hij de bankbiljetten voor het visum niet vlak daarvoor gekregen had en blafte je af met de derde voornaam uit je paspoort die niet je roepnaam is. Je hebt een telefoonnummer van een dichter uit het land waar je bent aangekomen in je mobiel en vraagt je af of je die wel midden in de nacht kunt bellen. En je loopt naar buiten, de Afrikaanse nacht in, bedenkt of dat wel kan zonder malariamuggenwerende spray op je handen, gezicht en enkels. Gebieden rond vliegvelden zijn zelden erg inspirerend. Over een grasveld loopt van de parkeergarage naar de terminal een jongen met een papier in zijn hand waar je naam op staat.
Hij heeft niet vaak auto gereden en op de wegen moet hij de potholes ontwijken. Stoplichten benadert hij langzaam en dan rijdt hij door rood, dat kan in Harare ’s nachts, verzekert hij. Hij brengt je naar een voormalig Sheraton hotel dat een aantal jaar eerder heel luxe geweest moet zijn, maar binnen bemerk je de staat van verval, geërodeerde spiegels, de geur van citroenzeep. Moe, lang gevlogen. Sinds Nairobi deed het vliegtuig hoofdsteden aan zoals een laatste stoptrein nog even overal stopt, bij kleine barakken waar een enkel lampje brandt. Dit is je eerste keer in Afrika. Namen als Lusaka, je kent ze alleen van de kaart. Ook in het hotel sta je niet op de reserveringslijst maar daar maken ze geen punt van. Je krijgt een kamer, de nachtportier merkt op dat je deze week in hun hotel jarig zal zijn. Je moet drie kwartier wachten op wisselgeld voor een drankje, African times, zegt je zus altijd gelaten, die heeft er ervaring mee.

Het Harare International Festival for the Arts is het grootste van zwart Afrika. Er zijn popgroepen en klassieke concerten. Er is toneel, moderne dans, een complete markt en er is ook een dichtersprogramma. Een gigantische braderie die bestaat uit velden met verschillende podia in het stadspark. Van het voormalig Sheraton naar de festival ground gaat een pendelbusje. Japanse jongens hangen over stoelen in de hotellobby met hun hoofd in hun mobieltje terwijl een meisje voor de spiegel shiatsu-oefeningen maakt. Boven de receptie hangt de foto van de dictator, zoals overal in Zimbabwe.

Maar is het een dictator? Onlangs heeft hij een zogezegd democratische coalitie geleid samen met de oppositie, hoewel de politie en het leger direct onder hem viel. In de week dat HIFA aan de gang is, is Harare verlicht. Er wordt minder opgekeken van nichterige artiesten in de stad dan gebruikelijk. Bradts is een tamelijk schizofrene reisgids. Er wordt geadviseerd vooral wel naar Zimbabwe te gaan ondanks alle politieke strubbelingen. Ze schrijven dat het veilig is, dat het juist ethisch zou zijn om te gaan en o ja, als je in de buurt van het paleis van de president wandelt, kijk dan maar niet een van de militairen aan, want dan opent die het vuur. Gezellig. Naast het hotel is het hoofdkwartier van Mugabes partij. De weg die er langs loopt heet Rotten Row. De Zuid-Afrikaanse dichter die te gast is, Kgafela Magogodi, schrijft er meteen een gedicht over. Mooie titel. ‘On Rotten Row’.

De munteenheid bestaat niet meer door de hyperinflatie. Je betaalt met dollarbiljetten en als je wisselgeld wil, krijg je een hand vol snoepjes. Ze raden iedereen af om de straat op te gaan.

Ik doe het toch. Ik ga de straat op. Dit is waarvoor ik hier ben, de schillen van maïskolven op de straathoeken, een nette piramide van tomaten of aardappelen op een kleedje, vissen op een omgekeerde emmer die besprenkeld worden vanuit een fles, een groep mensen die op straat danst, een man die daarbij een kin op een hand in de lucht houdt. Harare is een van de veiligste hoofdsteden van Afrika zal een man van de ambassade me later die week vertellen. Toch is Zimbabwe een uiterst complex land.

Iedere dag is er een programma in het Hivos Poetry Café. Mijn schema is licht, twee voordrachten, maar het is wel de bedoeling dat ik er dagelijks bij ben. Je krijgt een soort landerigheid die je vaak bij popfestivals en braderieën hebt en op een gegeven wil je gewoon weg, eruit, de stad in. Verderop op de Samora Machel Avenue heb je het Book Café, een prettige plek met een binnentuin waar ’s avonds bands spelen. Als ik terugloop, stuit ik plotseling op een militair met een Kalasjnikov in zijn hand en schrik me lam.

Chirikure Chirkure is een charmante host. Telkens masseert hij het stukje huid pal onder zijn slokdarm. Hij is een geweldig performer en in zijn land een ster. Voor het HIFA selecteert hij de dichters die hij het beste vindt op de slam-tournements in het Book Café. Zimbabwe heeft geen cultuur van uitgeverijen. De meeste voordracht is slam, rap of juist uiterst zoetgevooisde zang met gitaar. De dichteres uit Botswana, Mandisa Mabuthoe, klinkt als een zwarte versie van Suzanne Vega. De meeste indruk op me maakt Cynic, een muziekgezelschap dat niet in het Poetry Café optreedt maar op de Coca Cola Green, het enige veld waar je niet voor acts hoeft te betalen. De zanger, een kleine en zeer jonge Zimbabwaan, heeft een opvallende boze en aanstekelijke energie over zich op het podium. Je merkt het aan het publiek, de meisjes die dansen, dit is de band waar het om gaat.

Er is geen dichter die niet op de een of andere manier politiek is die week op het podium van het Poetry café. Dat is niet helemaal vreemd in een land waar je voor een opmerking over Mugabe in een openbare gelegenheid gearresteerd kan worden en tegelijk de dichtkunst de enige vorm is waarbinnen kritiek is toegestaan. Het gaat er om hoe het verwoord wordt.

Ik ben meteen gesteld op Biko Mutsaurwa die de Engelse vertalingen van mijn gedichten leest, een hartverwarmende volkse jongen, intelligent en gevoelig. In de nok van de Hivostent repeteren we en hij maakt er muziek van. Een andere vaste medewerker is Shoes Lambada die het politieke element wat breder trekt dan de anderen. Het enige obstakel is drank. Ik ben Ierse dichters gewend, of dichters die de oorlog hebben meegemaakt en je met plezier onder tafel drinken. Maar de dichters uit Zimbabwe consumeren meer. Bij de voordrachten ’s ochtends begint het met een snel afgewisselde consumptie van whisky en bier en dat gaat de hele middag door tot en met de avond, als er grote plastic flessen gefermenteerd bier het terrein op worden gesmokkeld, waar je als westerling niet meer dan een slok van kan nemen.

Je kunt je op een gegeven moment maar beter uit de voeten maken, ik werd er bijna geheelonthouder van. In het begin van de week is er een Ierse dichter te gast, Afric McGlinchey, die in Zimbabwe geboren is en na de overname door Mugabe voor lange tijd het land niet in kon. Ze konn het graf van haar moeder niet meer bezoeken. Een andere balling die in Australië woont geeft het publiek een brok in de keel door Sometimes I feel like a motherless child a long way from home te zingen. Afric gebruikt het beeld van een huilende soldaat op een paard dat van onderaf neergeschoten wordt. Het is een lastig land, Zimbabwe, de apartheid begon hier al decennia eerder dan in Zuid-Afrika. Met later de nodige repercussies.

HIFA wil een brug slaan tussen performance poetry en de zogeheten ‘book poets’. Enige zenuwen dat mijn werk te ingetogen zou zijn voor Afrika blijkt onnodig. Een keer begint een soundcheck in een andere tent te vroeg, een andere keer valt de microfoon uit, een volgende keer begint iemand met een hamer met een éénkwartsmaat een affiche op een van de palen te slaan wat goed samenvalt met de slammer die bezig is. Ik vind het belangrijk niet ieder festival af te zetten tegen Poetry International. Ieder land heeft een andere culturele infrastructuur, niet overal is iets dergelijks al in de vroege jaren zeventig opgericht, zoals Poetry vanuit de Rotterdamse Kunststichting. Het betekent bereid zijn te improviseren, rustig te blijven als dingen anders lopen met vertalingen. Aankomen op een verlaten vliegveld middenin de nacht.

De slotact op de laatste avond wordt twee uur voor aanvang gecanceld. De Zuid-Afrikaanse band Freshlyground is tegengehouden door de douane en mag het land niet in. Vanwege visa-problemen luidt de officiële verklaring, maar bij HIFA weten ze wel beter. Het is een bekende band, tijdens het WK in Zuid-Afrika werd hun nummer telkens gespeeld als de nationale voetbalploeg opkwam. Hekel punt is het nummer ‘Chicken to change’, dat onverdroten de dictator Mugabe aanspreekt die zijn land maar niet aan een ander wil overdoen. Zimbabwe komen ze niet in.

Festivaloprichter en artistiek directeur Manuel Bagorro improviseert in ijl tempo een alternatief programma met alle aanwezige artiesten: er zijn al meer dan 4.000 kaarten verkocht. De dichters moeten als crows het nieuws op alle velden bekend maken. Tot mijn verbazing leer ik in het pendelbusje dat leden van de Duitse reggaeband Jamaram fan zijn van Herman van Veen. Het wordt een wervelende slotshow met gospel, dans, muziek. Zelfs de vier internationale dichters lezen ieder 25 seconden op het Telecel Main Stage voor de 4.000 bezoekers. Onvertaald. Biko zegt me de eerste drie regels uit Legitimaties te kiezen, die zeggen dat het nergens om gaat dan dat het klopt deel uit te maken van een gezelschap, een verzameling mensen. Niemand zal er iets van verstaan, hoogstens een loslopende Afrikaner, maar het gaat om het gebaar. HIFA wordt gemaakt met hulp van tientallen straatkinderen uit Zimbabwe en Zambia, die er werken, dansen, optreden. De energie die het slotprogramma bij iedereen brengt is overweldigend.

Doorgaand verkeer op dezelfde weg heeft geen voorrang. Het bestelbusje dat me zowat van de sokken rijdt heeft op de achterklep LET LOVE LEAD staan. Op mijn verjaardag loop ik de sloppenwijken in. Ik word achtervolgd door een man in blauwe kleren, die ik mijn police officer begin te noemen. We lopen door de townships, over een grote metaalmarkt, de stad uit, naar een voetbalveld aan de rand de stad. Op de terugweg raak ik hem kwijt. Iedereen spreekt je aan in Zimbabwe, iedereen wenst je een refreshing good day. In een flatgebouw krijg ik wat te drinken in een klein barretje in de kelder. Door de tralies voor het raampje kijkt een gezicht naar binnen. Op de achtergrond de ondergaande zon.

Waar het om gaat is dat het ergens klopt. Terwijl ik over straat loop moet ik denken aan een gedicht van Dorpsoudste de Jong, dat het misschien wel het best omschrijft:


Ik zal talmen, uitwegen zoeken.
Mezelf proberen warm te houden.
Maar op den duur zal ik er toch
aan moeten geloven, zal ik
lopen gaan, naar de anderen toe
die al om het vuur gegroepeerd staan.

Sponsors
Gemeente Rotterdam
Nederlands Letterenfonds
Stichting Van Beuningen Peterich-fonds
Prins Bernhard cultuurfonds
Lira fonds
Versopolis
J.E. Jurriaanse
Gefinancierd door de Europese Unie
Elise Mathilde Fonds
Stichting Verzameling van Wijngaarden-Boot
Veerhuis
VDM
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère