Artikel
Stijl: Blonk en Kristný
2 oktober 2013
Raak je als buitenstaander in een dergelijke discussie betrokken, dan kun je altijd vertellen over onze oude tegenstelling tussen hermetische en anekdotische poëzie en hoe die is ingehaald toen Gerrit Kouwenaar zijn gedichten anekdotisch ging inleiden; of toen Nachoem M. Wijnberg anekdotes schreef als ongemakkelijke parabels. Anekdotes hoeven helemaal niet waar gebeurd te zijn. De tegenstelling begint spaak te lopen en de hiërarchische verhouding tussen de twee richtingen wordt nog steeds geslecht, wat je kan aflezen aan nominaties en prijzen. Het blijft opvallend genoeg een eyeopener voor een publiek in het buitenland: zó kun je er ook naar kijken. Esther Jansma refereerde aan de Amerikaanse tegenstelling tussen lyrical en narrative, na een bezoek aan de Verenigde Staten, toen ze Mark Strand begon te vertalen. Ook dat is net even een andere verhouding.
Ik denk geregeld aan de woedende monoloog die Irun S., pseudoniem van de Nijmeegse auteur Jeroen Scheiffes, voor het VPRO radioprogramma Passages passanten beëindigde door grommend zijn bed te bestijgen onder het razend uitstoten van de riedel “ik ben een vorm ik ben een vent ik ben een vorm ik ben een vent”. Zijn monoloog was een aanval op de vaderloze generatie nix, jongens die in de coulissen van het theater op zoek gingen naar een vader die (“het is zo goed dat je je tegen me afzet”) er helemaal niet was. Het portret van de kunstenaar als jongeman die op zolder met een degen de schaduwen fileert. ‘Engagement was vooral gezellig,’ zo begon Irun S., waar helemaal niets op tegen is: ‘op de barricades moeten de angsten weggelachen’. Irun S. zou zichzelf niet zijn als de hele dramatische monoloog niet alleen een polemiek met nix in de jaren negentig maar tegelijk een vertaling van een toneelstuk uit de Russische avant-garde blijkt, waarvoor nauwelijks een woord van de vertaling hoefde aangepast om effectief te zijn. Do you ever get the sense of history repeating. Een ererol is er niet zozeer voor de jonge schrijvers, Ronald Giphart, Joris Moens en Rob van Erkelens, maar voor de belichter, die op het hoogtepunt alle lampen dooft. Zijn engagement bestaat voornamelijk uit de kreet ‘ik wil beter op de foto!’. Uiteindelijk moet de Russische avant-garde schrijver zijn satire nog even goed uitleggen, anders had hij de kogel gekregen. ‘Ook heel gezellig,’ voegt Irun S. toe.
‘De roep om engagement is de roep om macht in de literatuur,’ zo stelden Arjen Mulder en Geert Lovink het die samen schuilgingen onder de noemer BILWET, de Beweging ter bevordering van de illegale wetenschap. Het stond in een essay in een nummer genaamd ‘Weg met de Middellandse zee’ in het tijdschrift de XXIste eeuw, dat anders dan de Italiaanse bloemlezingen een aangelegenheid van de vorige eeuw bleef. Dat themanummer was vernoemd naar een spandoek waarmee Jean Miro op een demonstratie rondliep, ongeacht waartegen of -voor door de anderen gedemonstreerd werd. In het voorwoord van het nieuwste nummer van het tijdschrift Das Magazin doet Daniël van der Meer de uitspraak: ‘zij die het opnemen voor engagement gooien emmers water naar de hemel in de hoop dat het gaat regenen.’
Er is geen goed gedicht zonder een op zichzelf staande vorm. En toch is het de tekst die die vorm vanzelfsprekend moet maken. De notie van ritme binnen een regel, ritme in een gedicht verdeeld over strofen, moet klinken en dat gebeurt talig, of het nu parlando ofwel verhalend is of via nonsenstaal, zoals de klankpoëzie van Jaap Blonk op het eerste gezicht lijkt:
als koken kan.dichten koken in de koken koken koken de pan
Zekere titels van Jaap Blonk hebben iets van een folder voor natuurliefhebbers, ‘Baarle rondom’, ‘Er op uit’ of ‘Veluwezomer’. Maar Blonk laat de wandelaar in zijn werk graag verdwalen. Door semantische vergissingen, taalstroppen, versprekingen, verschrijvingen. Jaap Blonk is een perfectionist. Of hij nu jazz (‘For just a little hondekip’) of bee-bop (‘Obbele boep ‘m bam bem boem!’) hanteert, de tekst past feilloos in zijn jasje. Jaap Blonk ontregelt taalpatronen middels een strakke, duidelijke en overdachte vorm: zijn eigen patronen, zoals het Onderlands (‘Glag mallen la wie biel. / Heu loo, da nie joo’), een taal die hij als alternatief voor het Nederlands aanbiedt.
Klinkt heet het pas verschenen boek van Jaap Blonk, verschenen bij Het Balanseer in een zeer mooie uitgave die knipoogt naar Dada: een geribbelde witte harde kaft met letters die aan affiches van Kurt Schwitters doen denken. Twee CD’s vergezellen de uitgave, het is aan te raden die tegelijk met het lezen te beluisteren, zodat de tekst als een partituur gaat werken. Dan wordt u zich bewust hoe poëzie gemaakt wordt. Jaap Blonk is een instrumenteel dichter die eindelijk op zijn eigen niveau is uitgegeven.
Op het festival Voci lontane voci sorelle in Florence draagt een IJslandse gedichten voor die het noorden oproepen: donswit, sneeuwvlaktes, sledehonden, een wak en ijskoude eeuwen. Gerður Kristný lijkt een iconisch dichter. Ze schrijft duidelijke, heldere gedichten die iets ijzigs over zich hebben, iets scherps ook, door het beeldgebruik dragen ze iets van cartoons in zich, zoals in ‘Nieuwjaarsmorgen’:
De enigen die het
er levend vanaf hadden gebracht
was een Japanse familie
die de neonreclames in hun hoofd
uitgezet had
en genoegen nam met het licht
boven de Bláfjöll
Wanneer het jongetje de dunne ijslaag
op de Tjörnin met de punt van zijn schoen breekt
is een zacht kraken hoorbaar
als van een gebroken vleugel
Hij haalt zijn ouders in
op de brug waar ze net
hun pas versnellen
Ze willen binnen zijn
Voordat
de duisternis opnieuw
een uitgaansverbod instelt
Bij navraag is het helemaal geen opzet om zich zo nadrukkelijk als IJslandse te presenteren, de meest noordelijke van alle Europese dichters. Kristný wil gedichten schrijven die ook haar moeder kan begrijpen. Kan visualiseren en kan plaatsen, ben ik als toehoorder geneigd te denken. Of het werk zo eenvoudig is als het lijkt, dat is de vraag:
Iedere dag
loop ik naar
de eenzame handschoen
aan de schutting
broodkruimels
van verdwenen kinderen
in het stadspark
Vincenzo Ostuni, Poeti degli anni zero. Edizione Ponte Sisto, Rome. 352 blz. €18,-
Jaap Blonk. Klinkt. Het balanseer, Aalst. 80 blz. €29,95
Jaap Blonk op deze site
Gedichten van Gerður Kristny zijn vertaald door Roald van Elswijk en opgenomen in Moordliederen. Moderne IJslandse poëzie. Uitgeverij Wilde aardbeien, Groningen.
Ger ður Kristny op deze site
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online. Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Op het Piazza Santa Spirito in Florence spreken Italianen met elkaar als spreeuwen in een boom, ruisend. In het nabijgelegen Cango moeten de voordragers en het publiek de schoenen uit doen, ze lezen en luisteren op een dansvloer. De sprekers dragen leesmappen met lampjes op de zijkanten gemonteerd. Er klinkt gitaarmuziek die niet van de gedichten afleidt. De ruimte is afgesloten door gordijnen waar een meisje tussendoor kijkt.
Poëzie is alleen maar stijl, zo stelt Vincenzo Ostuni, wat er staat betekent niets. Hij doet de uitspraak in het voorwoord van Poeti degli anni zero, een bloemlezing met gedichten van 13 Italiaanse dichters uit de jaren nul. Mensen worden nooit boos om een gedicht, alleen maar om een voorwoord. Ergens is dat jammer. Helemaal als het al de vijfde keer is sinds de eeuwwisseling dat een dergelijke bloemlezing in het Italiaans verschijnt met telkens dezelfde namen en telkens diezelfde jaren nul in de titel. Volgens Ostuni zijn die dertien dichters de enige, de rest doet er niet toe. Christian Sinicco, niet geselecteerd dichter, is boos over het ontbreken van andere niet geselecteerden dichters. En om die stelling dat poëzie stijl zou zijn. In zijn polemiek met de bloemlezer komt er een andere tegenstelling aan bod, en dat is die tussen oralitá (oraliteit) en scritture (schrift).Raak je als buitenstaander in een dergelijke discussie betrokken, dan kun je altijd vertellen over onze oude tegenstelling tussen hermetische en anekdotische poëzie en hoe die is ingehaald toen Gerrit Kouwenaar zijn gedichten anekdotisch ging inleiden; of toen Nachoem M. Wijnberg anekdotes schreef als ongemakkelijke parabels. Anekdotes hoeven helemaal niet waar gebeurd te zijn. De tegenstelling begint spaak te lopen en de hiërarchische verhouding tussen de twee richtingen wordt nog steeds geslecht, wat je kan aflezen aan nominaties en prijzen. Het blijft opvallend genoeg een eyeopener voor een publiek in het buitenland: zó kun je er ook naar kijken. Esther Jansma refereerde aan de Amerikaanse tegenstelling tussen lyrical en narrative, na een bezoek aan de Verenigde Staten, toen ze Mark Strand begon te vertalen. Ook dat is net even een andere verhouding.
Ik denk geregeld aan de woedende monoloog die Irun S., pseudoniem van de Nijmeegse auteur Jeroen Scheiffes, voor het VPRO radioprogramma Passages passanten beëindigde door grommend zijn bed te bestijgen onder het razend uitstoten van de riedel “ik ben een vorm ik ben een vent ik ben een vorm ik ben een vent”. Zijn monoloog was een aanval op de vaderloze generatie nix, jongens die in de coulissen van het theater op zoek gingen naar een vader die (“het is zo goed dat je je tegen me afzet”) er helemaal niet was. Het portret van de kunstenaar als jongeman die op zolder met een degen de schaduwen fileert. ‘Engagement was vooral gezellig,’ zo begon Irun S., waar helemaal niets op tegen is: ‘op de barricades moeten de angsten weggelachen’. Irun S. zou zichzelf niet zijn als de hele dramatische monoloog niet alleen een polemiek met nix in de jaren negentig maar tegelijk een vertaling van een toneelstuk uit de Russische avant-garde blijkt, waarvoor nauwelijks een woord van de vertaling hoefde aangepast om effectief te zijn. Do you ever get the sense of history repeating. Een ererol is er niet zozeer voor de jonge schrijvers, Ronald Giphart, Joris Moens en Rob van Erkelens, maar voor de belichter, die op het hoogtepunt alle lampen dooft. Zijn engagement bestaat voornamelijk uit de kreet ‘ik wil beter op de foto!’. Uiteindelijk moet de Russische avant-garde schrijver zijn satire nog even goed uitleggen, anders had hij de kogel gekregen. ‘Ook heel gezellig,’ voegt Irun S. toe.
‘De roep om engagement is de roep om macht in de literatuur,’ zo stelden Arjen Mulder en Geert Lovink het die samen schuilgingen onder de noemer BILWET, de Beweging ter bevordering van de illegale wetenschap. Het stond in een essay in een nummer genaamd ‘Weg met de Middellandse zee’ in het tijdschrift de XXIste eeuw, dat anders dan de Italiaanse bloemlezingen een aangelegenheid van de vorige eeuw bleef. Dat themanummer was vernoemd naar een spandoek waarmee Jean Miro op een demonstratie rondliep, ongeacht waartegen of -voor door de anderen gedemonstreerd werd. In het voorwoord van het nieuwste nummer van het tijdschrift Das Magazin doet Daniël van der Meer de uitspraak: ‘zij die het opnemen voor engagement gooien emmers water naar de hemel in de hoop dat het gaat regenen.’
Er is geen goed gedicht zonder een op zichzelf staande vorm. En toch is het de tekst die die vorm vanzelfsprekend moet maken. De notie van ritme binnen een regel, ritme in een gedicht verdeeld over strofen, moet klinken en dat gebeurt talig, of het nu parlando ofwel verhalend is of via nonsenstaal, zoals de klankpoëzie van Jaap Blonk op het eerste gezicht lijkt:
als koken kan.dichten koken in de koken koken koken de pan
Zekere titels van Jaap Blonk hebben iets van een folder voor natuurliefhebbers, ‘Baarle rondom’, ‘Er op uit’ of ‘Veluwezomer’. Maar Blonk laat de wandelaar in zijn werk graag verdwalen. Door semantische vergissingen, taalstroppen, versprekingen, verschrijvingen. Jaap Blonk is een perfectionist. Of hij nu jazz (‘For just a little hondekip’) of bee-bop (‘Obbele boep ‘m bam bem boem!’) hanteert, de tekst past feilloos in zijn jasje. Jaap Blonk ontregelt taalpatronen middels een strakke, duidelijke en overdachte vorm: zijn eigen patronen, zoals het Onderlands (‘Glag mallen la wie biel. / Heu loo, da nie joo’), een taal die hij als alternatief voor het Nederlands aanbiedt.
Klinkt heet het pas verschenen boek van Jaap Blonk, verschenen bij Het Balanseer in een zeer mooie uitgave die knipoogt naar Dada: een geribbelde witte harde kaft met letters die aan affiches van Kurt Schwitters doen denken. Twee CD’s vergezellen de uitgave, het is aan te raden die tegelijk met het lezen te beluisteren, zodat de tekst als een partituur gaat werken. Dan wordt u zich bewust hoe poëzie gemaakt wordt. Jaap Blonk is een instrumenteel dichter die eindelijk op zijn eigen niveau is uitgegeven.
Op het festival Voci lontane voci sorelle in Florence draagt een IJslandse gedichten voor die het noorden oproepen: donswit, sneeuwvlaktes, sledehonden, een wak en ijskoude eeuwen. Gerður Kristný lijkt een iconisch dichter. Ze schrijft duidelijke, heldere gedichten die iets ijzigs over zich hebben, iets scherps ook, door het beeldgebruik dragen ze iets van cartoons in zich, zoals in ‘Nieuwjaarsmorgen’:
De enigen die het
er levend vanaf hadden gebracht
was een Japanse familie
die de neonreclames in hun hoofd
uitgezet had
en genoegen nam met het licht
boven de Bláfjöll
Wanneer het jongetje de dunne ijslaag
op de Tjörnin met de punt van zijn schoen breekt
is een zacht kraken hoorbaar
als van een gebroken vleugel
Hij haalt zijn ouders in
op de brug waar ze net
hun pas versnellen
Ze willen binnen zijn
Voordat
de duisternis opnieuw
een uitgaansverbod instelt
Bij navraag is het helemaal geen opzet om zich zo nadrukkelijk als IJslandse te presenteren, de meest noordelijke van alle Europese dichters. Kristný wil gedichten schrijven die ook haar moeder kan begrijpen. Kan visualiseren en kan plaatsen, ben ik als toehoorder geneigd te denken. Of het werk zo eenvoudig is als het lijkt, dat is de vraag:
Iedere dag
loop ik naar
de eenzame handschoen
aan de schutting
broodkruimels
van verdwenen kinderen
in het stadspark
Vincenzo Ostuni, Poeti degli anni zero. Edizione Ponte Sisto, Rome. 352 blz. €18,-
Jaap Blonk. Klinkt. Het balanseer, Aalst. 80 blz. €29,95
Jaap Blonk op deze site
Gedichten van Gerður Kristny zijn vertaald door Roald van Elswijk en opgenomen in Moordliederen. Moderne IJslandse poëzie. Uitgeverij Wilde aardbeien, Groningen.
Ger ður Kristny op deze site
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online. Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère