Artikel
Ilya Kaminsky of de Russen
26 juni 2013
Ilya Kaminsky heeft zich ferm door Joseph Brodsky heen gedicht. Ergens in de bundel Dovenrepubliek sleept de spreker een koffer vol gedichten van Brodsky voort, er is een ‘Elegie voor Joseph Brodsky’ waarin hij schrijft: ‘Ik verliet jouw Rusland voorgoed, gedichten in mijn / kussen genaaid, naar mijn eigen leerschool, / om met jouw dichtregels te leven / voor een nieuwe intrige in een oud verhaal.’ Wie Kaminsky hoort voordragen, denkt ook aan Joseph Brodsky. ‘Jouw gedichten zijn wolven die ons met hun melk voeden,’ schrijft Kaminsky in zijn Elegie. Maar Brodsky’s Russisch gezang was vergeleken met dat van Kaminsky een cirkelzaag, zoals iemand in het publiek opmerkte. Het sneerde maar eentonig door, terwijl Ilya Kaminsky zich als een telkens hoger rakende fontein in de hoogte zingt.
En zingen dat gebeurt er veel in de bundel Dovenrepubliek en dansen ook. Iedereen danst op balkons waar de moeder op de zevende verdieping een pony houdt. Het daverende dansen houdt niet op, geliefden dansen avonden lang. Mooi is het als in het eerste gedicht ‘Dansen in Odessa’ een dove jongen het aantal vogels in een tuin telt. De jongen is op zijn vierde doof geworden en begon stemmen te zien. Ook de dichter zelf is doof, op het festival werd dat in verband gebracht met zijn jubelstem. Prachtig is de reeks ‘Sonja’s sprookje’, waarin Sonja een verhaal vertelt over een treinconducteur die fluit om de trein te stoppen voor een koppel doven die op de rails de liefde bedrijft. De conducteur wordt ontboden bij de politie. Doofheid wordt als een ziekte beschouwd, doven weigeren de wet te horen. De serie ontspint zich langs absurde erotiek, die het werk van de Slowaakse filmmaker Martin Sulik in herinnering roept, of dat van de Tsjech Jiri Menzel met Closely watched trains. Ilya Kaminsky schrijft het dovenmanifest, de treinconducteur beweert dat hij doven kan genezen door ze in het openbaar hardop over hun liefdesperikelen te laten praten op een bepaalde openbare plek, die al snel als de roze buurt wordt ontmaskerd. Doofheid is een epidemie geworden, prostituees worden het zwaarst getroffen. En zo vertelt Kaminsky verder en wat hij schrijft is absoluut geen kolder:
Onze domme regering luistert
Naar onze domme dichters. Die zeggen:
‘Taal! Taal maakt ons tot mensen!’
Ze hebben het mis, die grote zakken,
We kunnen elkaar niet bereiken
met woorden alleen.
Ik vind muziek in de plompe voetjes
van een vrouw die niet beseft (en toch zoveel weet!)
Wat een mooi geluid haar slepende voeten maken.
Ik kijk naar haar en denk: ik ben niet doof,
ik heb alleen de wereld bevolen
die gekke muziek een tijdje te stoppen.
Ilya Kaminsky was in 2010 gast op The Maastricht International Poetry Nights, waar Menno Wigman hem zag optreden. Wigman vertaalde een van de mooiste korte gedichten van Kaminski, ‘We waren gelukkig tijdens de oorlog’, en het lange ‘Musica Humana’, een treurzang voor Osip Mandelstam die door Erik-Ward Geerlings tot toneelstuk is bewerkt. De overige vertalingen, zoals die gepubliceerd zijn in Dovenrepubliek, zijn gemaakt door Peter Boreas.
‘druiven hingen zwaar als de vuisten van een meisje / dat tijdens het gebed vergast was’ is een opvallende beeldspraak. Soms raak ik in de bundel verstrikt in de opsommingen van ledematen die voortdurend gekust en gegroet moeten worden. ‘Wat is het leven wonderbaarlijk! Het regende op de markt, / met mijn vingers trommelde ze haar dichtregels / op de bodem van onze grootste braadpan’ typeert de omkering van handelingen. In de vertaling staan wat kleine foutjes: ‘her ritme’ in ‘Ga nu, ik schrijf terwijl de bladzijden omslaan / op her ritme van je stappen door de kamer’, en over Paul Celan: ‘Zeven jaar naar zijn dood’. Mooi is deze typering van Celan: ‘Hij liep naar zijn werk alsof hij onder water zwom’. Joseph Brodsky, Paul Celan, Marina Tsvetajeva en Isaak Babel krijgen allemaal een gedicht en een prozagedicht, waarin ze als personages worden opgevoerd. ‘Had Isaac gisteravond gedronken?’ vroeg Marina. / ‘Ik dacht het niet. Maar toen hij aankwam wilde hij een spiegel hebben om te zien wie er thuiskwam.’
Ilya Kaminsky. Dovenrepubliek. Azul Press, 2011. 64 blz. 12,50
Menno Wigmans vertaling van ‘Musica Humana’ verscheen in Tortuca nummer 32 (2013).
Ilya Kaminsky op poetry.nl.
Poetryclip op Vimeo
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online. Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Door het Den Haag van de jaren tachtig liep de Russisch-Rijswijkse dichter Joera Dekker rond. Hij was beroemd om zijn stem, die klonk alsof hij de hele tijd oversloeg, alsof iemand in het midden van een huilbui in lachen uitbarstte. Vreugdetranen, zo zou je zijn woorden kunnen omschrijven. De Haags-Hongaarse actrice Erzsébet Hatvári vertelde dat ze aanvankelijk dacht dat Joera een imitator van Johnny van Doorn was. Maar zo eenvoudig zat het niet. Joera hoorde en zag spoken, hij moest ze uitdrijven met woorden. “Szesnek! De wodka brandt! De wijn behoeft geen ijs! Voor eens en voor altijd zijn we tevreden!” was zijn meest beroemde werk. Plaatselijk beroemd door orale overlevering, moet erbij gezegd. Het was een vlezige man met een pet met flappen die alleen een Rus kon dragen, of eigenlijk een halve Rus die veel meer Rus was dan een volle. Ik herinner me een tekst die reuzen bezong, reuzen die onder aanzwellend gezang een zaal betreden waar de gesprekken aan de lange tafel verstommen. Iemand staat op om iets van de grond te rapen en meteen wordt hij in de bilspleet gekickt. “Was dat nu nodig?” zingen de gasten in koor. “Jaaa, zingen de reuzen, het is onze diepste wens een voetafdruk te planten in een pasgestreken pantalon.” Het slachtoffer richt zich op, slaat wat stof van zijn pak en verheft zijn stem: “waar reuzen zijn zal vrede heersen, waar vrede heerst daar zullen reuzen zijn.” En het orkest zet op dat moment, alsof het van alles van te voren op de hoogte was gebracht, een wals in.
Ik weet niet of ik me helemaal gemakkelijk voel bij de politieke strekking van het gedicht, feit is dat overal waar Joera verscheen hij de mensen meekreeg. Goed, hij was meestal straalbezopen, maar zijn stem raakte onophoudelijk in vervoering. Ik moest aan Joera Dekker terugdenken toen ik op het 44ste Poetry International festival de dichter Ilya Kaminsky hoorde voordragen, een van de hoogtepunten van het festival. Kaminsky is geboren in 1977 in Odessa en kreeg in 1993 met zijn familie asiel in de Verenigde Staten. Naar eigen zeggen schreef hij gedichten in het Russisch voordat ze emigreerden. Nadat zijn vader in 1994 overleed, schreef hij in het Engels zodat zijn familie niet kon lezen wat hij schreef. “Het was een parallelle werkelijkheid, een waanzinnig mooie vrijheid,” zou hij erover zeggen. “En dat is het nog steeds.”Ilya Kaminsky heeft zich ferm door Joseph Brodsky heen gedicht. Ergens in de bundel Dovenrepubliek sleept de spreker een koffer vol gedichten van Brodsky voort, er is een ‘Elegie voor Joseph Brodsky’ waarin hij schrijft: ‘Ik verliet jouw Rusland voorgoed, gedichten in mijn / kussen genaaid, naar mijn eigen leerschool, / om met jouw dichtregels te leven / voor een nieuwe intrige in een oud verhaal.’ Wie Kaminsky hoort voordragen, denkt ook aan Joseph Brodsky. ‘Jouw gedichten zijn wolven die ons met hun melk voeden,’ schrijft Kaminsky in zijn Elegie. Maar Brodsky’s Russisch gezang was vergeleken met dat van Kaminsky een cirkelzaag, zoals iemand in het publiek opmerkte. Het sneerde maar eentonig door, terwijl Ilya Kaminsky zich als een telkens hoger rakende fontein in de hoogte zingt.
En zingen dat gebeurt er veel in de bundel Dovenrepubliek en dansen ook. Iedereen danst op balkons waar de moeder op de zevende verdieping een pony houdt. Het daverende dansen houdt niet op, geliefden dansen avonden lang. Mooi is het als in het eerste gedicht ‘Dansen in Odessa’ een dove jongen het aantal vogels in een tuin telt. De jongen is op zijn vierde doof geworden en begon stemmen te zien. Ook de dichter zelf is doof, op het festival werd dat in verband gebracht met zijn jubelstem. Prachtig is de reeks ‘Sonja’s sprookje’, waarin Sonja een verhaal vertelt over een treinconducteur die fluit om de trein te stoppen voor een koppel doven die op de rails de liefde bedrijft. De conducteur wordt ontboden bij de politie. Doofheid wordt als een ziekte beschouwd, doven weigeren de wet te horen. De serie ontspint zich langs absurde erotiek, die het werk van de Slowaakse filmmaker Martin Sulik in herinnering roept, of dat van de Tsjech Jiri Menzel met Closely watched trains. Ilya Kaminsky schrijft het dovenmanifest, de treinconducteur beweert dat hij doven kan genezen door ze in het openbaar hardop over hun liefdesperikelen te laten praten op een bepaalde openbare plek, die al snel als de roze buurt wordt ontmaskerd. Doofheid is een epidemie geworden, prostituees worden het zwaarst getroffen. En zo vertelt Kaminsky verder en wat hij schrijft is absoluut geen kolder:
Onze domme regering luistert
Naar onze domme dichters. Die zeggen:
‘Taal! Taal maakt ons tot mensen!’
Ze hebben het mis, die grote zakken,
We kunnen elkaar niet bereiken
met woorden alleen.
Ik vind muziek in de plompe voetjes
van een vrouw die niet beseft (en toch zoveel weet!)
Wat een mooi geluid haar slepende voeten maken.
Ik kijk naar haar en denk: ik ben niet doof,
ik heb alleen de wereld bevolen
die gekke muziek een tijdje te stoppen.
Ilya Kaminsky was in 2010 gast op The Maastricht International Poetry Nights, waar Menno Wigman hem zag optreden. Wigman vertaalde een van de mooiste korte gedichten van Kaminski, ‘We waren gelukkig tijdens de oorlog’, en het lange ‘Musica Humana’, een treurzang voor Osip Mandelstam die door Erik-Ward Geerlings tot toneelstuk is bewerkt. De overige vertalingen, zoals die gepubliceerd zijn in Dovenrepubliek, zijn gemaakt door Peter Boreas.
‘druiven hingen zwaar als de vuisten van een meisje / dat tijdens het gebed vergast was’ is een opvallende beeldspraak. Soms raak ik in de bundel verstrikt in de opsommingen van ledematen die voortdurend gekust en gegroet moeten worden. ‘Wat is het leven wonderbaarlijk! Het regende op de markt, / met mijn vingers trommelde ze haar dichtregels / op de bodem van onze grootste braadpan’ typeert de omkering van handelingen. In de vertaling staan wat kleine foutjes: ‘her ritme’ in ‘Ga nu, ik schrijf terwijl de bladzijden omslaan / op her ritme van je stappen door de kamer’, en over Paul Celan: ‘Zeven jaar naar zijn dood’. Mooi is deze typering van Celan: ‘Hij liep naar zijn werk alsof hij onder water zwom’. Joseph Brodsky, Paul Celan, Marina Tsvetajeva en Isaak Babel krijgen allemaal een gedicht en een prozagedicht, waarin ze als personages worden opgevoerd. ‘Had Isaac gisteravond gedronken?’ vroeg Marina. / ‘Ik dacht het niet. Maar toen hij aankwam wilde hij een spiegel hebben om te zien wie er thuiskwam.’
Ilya Kaminsky. Dovenrepubliek. Azul Press, 2011. 64 blz. 12,50
Menno Wigmans vertaling van ‘Musica Humana’ verscheen in Tortuca nummer 32 (2013).
Ilya Kaminsky op poetry.nl.
Poetryclip op Vimeo
Op uitnodiging van Poetry International doet dichter en poëzierecensent Erik Lindner op deze site twee keer per maand verslag van zijn ervaring als lezer en als reiziger. Dichtbundels, vertalingen, evenementen en festivals komen aan bod. De ene keer richt hij zich op poëzie van Nederlandse bodem, de volgende keer op poëzie uit de rest van de wereld. Jarenlang schreef Lindner columns voor De Groene, eerst voor het blad, later online. Al Lindners columns en recensies voor De Groene en andere bladen vindt u hier.
Sponsors
Partners
LantarenVenster – Verhalenhuis Belvédère